Mondelinge opdracht:Él lleva/ Ella lleva un/una/unos/unas
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
adjetivos:
feliz
delgado
útil
joven
dulce
caliente
????
sustantivos
verbos
Slide 8 - Tekstslide
Ejercicio 7 pag 80
Slide 9 - Tekstslide
¡A practicar con los reflexivos!
TB Oefening 5b p.80
Vraag aan je medecursist of de onderstaande stellingen op haar/hem van toepassing zijn.
1. Ducharse con agua fría.
¿Te duchas con agua fría?
Sí/no me ducho con agua fría
Slide 10 - Tekstslide
¡Más reflexivos!
Stel deze vragen aan een medecursist. Vertel het daarna aan je docent/een andere student
Slide 11 - Tekstslide
Más reflexivos
Presente y pretérito perfecto
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Unidad 9
Slide 14 - Tekstslide
Conocer a
Visitar a + persoon
encontrar a
Disfrutar de
conocer
visitar + geen persoon
encontrar
conocer=
leren kennen, kennen
Slide 15 - Tekstslide
De volgende werkwoorden hebben een persoon als lijdend voorwerp en wordt voorafgegaan door a
Conocer a
Visitar a + persoon
encontrar a
1. ¿Conoces a Shakira?
Sí, laconozco.
2. ¿Visitas hoya tus padres?
Sí, los visito.
3. ¿Encuentras a personas interesantes?
Sí, lasencuentro.
Lijdend voorwerp:
lo,los,la,las
Slide 16 - Tekstslide
Personen als lijdend voorwerp
lo, la, los, las (ONLINE)
Conocer a
Visitar a + persoon
encontrar a
Disfrutar de
ONLINE OEFENEN LV/MV
Slide 17 - Tekstslide
Conocer lugares
Conocer a personas
Visitar lugares
Visitar a personas
Conocer lugares
Conocer apersonas
visitar lugares
visitar apersonas
encontrar cosas
encontrar apersonas
disfrutar de cosas
conozco
conoces
conoce
conocemos
conocéis
conocen
Ejercicio 17- vervang de LV voor lola, loslas
Slide 18 - Tekstslide
Ejercicio 5a
Slide 19 - Tekstslide
Aanwijzende voornaamwoord
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Het aanwijzend voornaamwoord pag. 80
57
este/a/estos/as = deze, dit ese/a/esos/as = die, dat
esto = dit (hier) eso = dat (daar)
Slide 26 - Tekstslide
¡A practicar!
Unidad 9
WB: oef: 18
Slide 27 - Tekstslide
Tekstboek p.81 nr.8
Ejercicio 8 pag 81
1.
El camino Inca
Slide 28 - Tekstslide
Adviezen geven
Je kunt in het Spaans adviezen geven met onderstaande constructies. Je gebruikt ze in combinatie met het hele werkwoord.
Se recomienda + hele werkwoord = Men beveelt aan om...
Es mejor + hele werkwoord = Het is beter om ...
Conviene + hele werkwoord = Het is raadzaam om ...
(No) es necesario + hele werkwoord = Het is (niet) nodig om..
Slide 29 - Tekstslide
Dar consejos ...
Se recomienda ...
Es mejor ...
(No) Conviene ...
(No) Es necesario ...
+ infinitivo
pasar unos días en Cusco.
llevar zapatos cómodos.
viajar en junio, julio o agosto.
hacer la ruta en cuatro días.
llevar niños a esta excursión.
llevar alimentos.
Slide 30 - Tekstslide
Ejercicio pag 81
9a. Consejos. Rellena la tabla en tu libro
9b. Después se trabaja en pareajas:
(10 min)
Consejos para ir a Waddeneilanden
Slide 31 - Tekstslide
pag 82 Ejercicio 10
Todo el grupo:
10a
10 b
Escuche a una persona de las fotos
Padre e hijo
Hijo está en Machupichu
Hijo hace una foto
1. Estoy haciendo una pausa
2. Roberto está hablando por teléfono
3. Estamos caminando
4. Ernesto está tomando fotos
Slide 32 - Tekstslide
Gerundio (aan het doen zijn)
De Gerundio gebruik je om te vertellen wat je op dit moment aan het doen bent of wat er aan de gang is. Je gerbruikt daarvoor het werkwoord estar + gerundio