formatieve toets Lezen

Wat wil je graag leren voor het examen lezen en kijken/luisteren?
1 / 42
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat wil je graag leren voor het examen lezen en kijken/luisteren?

Slide 1 - Open vraag

Je bent jong, leergierig en een doorzetter.
Welke functie heeft 'en'?
A
Gevolg
B
Opsomming
C
Reden
D
Volgorde

Slide 2 - Quizvraag

Ik werk het liefst met een laptop omdat ik dan overal kan werken.
Welke functie heeft 'omdat'?
A
Gevolg
B
Opsomming
C
Reden
D
Volgorde

Slide 3 - Quizvraag

Bo was vaak te laat gekomen zodat zij een negatieve beoordeling kreeg.
Welke functie heeft 'zodat'?
A
Gevolg
B
Opsomming
C
Reden
D
Volgorde

Slide 4 - Quizvraag

Hij heeft het liever niet, maar op het balkon mag je roken.
Welke functie heeft 'maar'?
A
Gevolg
B
Opsomming
C
Reden
D
Tegenstelling

Slide 5 - Quizvraag

Zij heeft geen geld meer, kortom ze is blut.
Welke functie heeft 'kortom'?
A
Gevolg
B
Conclusie
C
Reden
D
Tegenstelling

Slide 6 - Quizvraag

Hij is ziek, daarom gaat hij niet sporten.
Welke functie heeft 'daarom'?
A
Gevolg
B
Conclusie
C
Reden-verklaring
D
Tegenstelling

Slide 7 - Quizvraag

In het geval dat, mits, tenzij,wanneer. Dit zijn voorbeelden van een ...
A
gevolg
B
voorwaarde
C
reden-verklaring
D
tegenstelling

Slide 8 - Quizvraag

Met behulp van, om, waarmee, via.
Dit zijn voorbeelden van een ...
A
Gevolg
B
Voorwaarde
C
Reden-verklaring
D
Doel-middel

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een informatieve tekst?
A
Ingezonden brief
B
Advertentie
C
Weblog
D
Nieuwsbericht

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een activerende tekst?
A
Ingezonden brief
B
Advertentie
C
Weblog
D
Nieuwsbericht

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een amuserende tekst?
A
Ingezonden brief
B
Advertentie
C
Weblog
D
Gedicht

Slide 12 - Quizvraag

Wat is globaal lezen?
A
Hoofdzaken vinden
B
De tekst goed begrijpen
C
Belangrijkste informatie onthouden
D
Bruikbare informatie zoeken

Slide 13 - Quizvraag

Wat is intensief lezen?
A
Hoofdzaken vinden
B
De tekst goed begrijpen
C
Belangrijkste informatie onthouden
D
Bruikbare informatie zoeken

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het doel van een activerende tekst?
A
Overtuigen
B
Overhalen
C
Informeren
D
Uitleg geven

Slide 15 - Quizvraag

Wat is zoekend lezen?
A
Bruikbare informatie zoeken
B
De tekst goed begrijpen
C
Belangrijkste informatie onthouden
D
Snel vaststellen of een tekst bruikbaar is

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het doel van een informerende tekst?
A
Overtuigen
B
Overhalen
C
Informeren
D
Uitleg geven

Slide 17 - Quizvraag

Waaruit bestaat een tekst?
A
Titel, inleiding
B
Inleiding, slot, middenstuk, titel
C
Middenstuk, slot, titel
D
inleiding, middenstuk, titel

Slide 18 - Quizvraag

Wat vind je door een stukje terug of vooruit te lezen?
A
Onderwerp
B
Niks
C
Onbekend woord
D
Inleiding

Slide 19 - Quizvraag

Intensief lezen
Globaal lezen
Verkennend lezen
Onderwerp en tekstsoort
Belangrijke informatie scannen
(eerste en laatste  zin van alinea's, titel, plaatjes etc.
Wat staat er precies?

Slide 20 - Sleepvraag

Inleiding
Kern
Slot
Dit deel is opgedeeld in alinea's 
Het onderwerp wordt benoemd
De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt
Aandachttrekker: er wordt bijv. een vraag gesteld of een probleem besproken.
Een samenvatting van de tekst
Er wordt bijv. een vraag beantwoord of een oplossing bij een probleem besproken.
De tekst wordt stap voor stap uitgewerkt

Een conclusie 

Slide 21 - Sleepvraag

Voorbeeld van een betogende tekst is een:
A
Nieuwsbericht
B
Recept
C
Recensie
D
Samenvatting

Slide 22 - Quizvraag

In een informatieve tekst staan voornamelijk:
A
Meningen
B
Instructies
C
Argumenten
D
Feiten

Slide 23 - Quizvraag

De montagehandleiding voor je Ikea kastje is een voorbeeld van een:
A
Amuserende tekst
B
Instructieve tekst
C
Betogende tekst
D
Informatieve tekst

Slide 24 - Quizvraag

Waar kan je het onderwerp van een tekst vinden?

Slide 25 - Open vraag

De hoofdgedachte van een tekst bestaat uit...

Slide 26 - Open vraag

Informeren, amuseren of instrueren kan het doel van de tekst zijn. Welke heb je nog meer?

Slide 27 - Open vraag

Waar vind je de hoofdgedachte?
A
vooraan in de tekst
B
achteraan in de tekst
C
in het midden
D
voor of achteraan in de tekst

Slide 28 - Quizvraag

Welke bewering klopt niet?
A
Een hoofdgedachte is de hele tekst in één zin.
B
Een hoofdgedachte is nooit een vraag.
C
Een hoofdgedachte is de centrale vraag van de tekst.
D
Een hoofdgedachte verwijst ook naar het onderwerp.

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen de inleiding en de aanleiding?

Slide 30 - Open vraag

Welk verband geeft 'maar' aan?
A
causaal verband
B
Tegenstelling
C
Opsomming
D
Reden-argument

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de functie van een signaalwoord?

Slide 32 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een beschouwing en een betoog?

Slide 33 - Open vraag

Op welke plek kan een kernzin staan in een alinea?

Slide 34 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een standpunt en een argument?

Slide 35 - Open vraag

Wat is een drogreden?

Slide 36 - Open vraag

Bij informeren hoort een...
A
uiteenzetting
B
beschouwing
C
betoog

Slide 37 - Quizvraag

Wat betekent beschouwen/opiniëren?

Slide 38 - Open vraag

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?

Slide 39 - Open vraag

Welke onderdelen van lezen moet je nog even oefenen?

Slide 40 - Open vraag

Opdracht
Maak:
Nu Nederlands online Examensprint / Waar sta je nu?/ Oefenexamen Nederlands 2F 2018 - 2019

Slide 41 - Tekstslide

Haal je voor het oefenexamen lezen en luisteren en onvoldoende? Oefen dan met onderstaande opdrachten

Nu Nederlands/lezen
  • 1.1, 1.2, 1.3 Examenopdracht en extra oefenen 1, 2 en 3.
  • 2.1, 2.2, 2.3 Examenopdracht en extra oefenen 1, 2 en 3.
  • 3.1, 3.2, 3.3 Examenopdracht en extra oefenen 1, 2 en 3.
  • 4.1, 4.2, 4.3 Examenopdracht en extra oefenen 1, 2 en 3.

Slide 42 - Tekstslide