Hoofdstuk 5.4 Grammatica Voorzetsels

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Voorzetsels

doel:

Aan het eind van deze les weet je wat voorzetsels zijn 

en kun je voorzetsels herkennen in een zin. 

Voorzetsels

boek blz. 226

filmpje

Je gaat dadelijk een filmpje bekijken. 

'De hond en de zetel  (= stoel)

Opdracht: tel het aantal voorzetsels dat gebruikt is in dit fimpje.

Het antwoord moet je na het filmpje geven. 

0

Er zijn..... voorzetsels gebruikt.

Voorzetsel

Een voorzetsel geeft vaak plaats, tijd of reden/oorzaak.

Een voorzetsel staat meestal vóór een lidwoord of een voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord

nu zelf....

Pak doos en een kleiner voorwerp (bijvoorbeeld een pen, een kopje, een tennisbal...)

Maak 5 foto's zodat ik  verschillende voorzetsels kan zien... (je legt het voorwerp dus steeds anders... en weer een foto)

foto 1

foto 2

foto 3

foto 5

maar...

Niet alle voorzetsels kun je zichtbaar maken.

Bijvoorbeeld na, tijdens, gedurende....Denk dan aan het woord

feest.

dus...

Voor het feest moest ik alle hangtafels klaar zetten en de slingers ophangen. Maar: na het feest moest ik alles nog opruimen. 

onthouden

.......  de zetel  (de kast)

...... het feest

woorden die je op de .... kunt zetten, noem je voorzetsels. 

voor

achter

naast

onder

boven

in

uit

tijdens

op

tussen

na

gedurende

learningapp

Maak de volgende opdracht.

Maak een schermafbeelding

https:

resultaat

en nog een opdracht

Denk aan de schermafbeelding!

https:

resultaat

bijna klaar...

Schrijf in de volgende slide wat je van deze les vond. Gebruik in jouw tekst 3 voorzetsels. 

mijn tekst.... met 3 voorzetsels.

Sluit deze les af met een x

Tot de volgende les.