4.6 Confessionelen en feministen

4.6 Confessionelen en feministen

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4.6 Confessionelen en feministen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je herkennen en uitleggen welke drie groepen in de 19e eeuw wilden emanciperen/ voor hun rechten opkwamen, en wat er voor deze groepen veranderde vanaf de Pacificatie van 1917. 

Slide 2 - Tekstslide

⇒Waarom was de uitvinding van de stoommachine zo belangrijk?
A
Stoomkracht is een gemakkelijk te verkrijgen energiebron.
B
Stoomkracht wordt voor veel verschillende machines gebruikt.
C
Stoomkracht veroorzaakt geen luchtvervuiling.
D
Stoommachines zijn niet duur om te maken.

Slide 3 - Quizvraag

Groepen arbeiders richtten ..(1).. op, om samen
sterker te staan. Deze organiseerden ..(2).. en ‘dwongen’ fabrikanten om hun arbeiders beter te behandelen.

⇒Welke woorden moeten bij 1 en 2 staan?
A
1 = stakingen 2 = verkiezingen
B
1 = partijen 2 = demonstraties
C
1 = vakbonden 2 = stakingen
D
1 = bedrijven 2 = vergaderingen

Slide 4 - Quizvraag

⇒Vul aan: Urbanisatie is ...
A
de groei van steden, doordat mensen van het platteland naar de stad verhuizen.
B
de groei van steden, waarna mensen vanuit de stad naar het platteland verhuizen.
C
de groei van steden, doordat mensen in de fabrieken willen werken.
D
de groei van het platteland, doordat mensen niet meer in de vieze arbeiderswijken willen wonen.

Slide 5 - Quizvraag

Omdat in de stad soms besmettelijke ziektes voorkwamen, zoals tyfus, bleven arbeiders het
liefst aan de rand van de stad wonen. Daar waren ze beter beschermd.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 6 - Quizvraag

⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?

"Ik kom op voor de belangen van de arbeiders."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist

Slide 7 - Quizvraag

⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?

"De overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de economie."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist

Slide 8 - Quizvraag

⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?

"Mannen en vrouwen moeten dezelfde rechten krijgen."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist

Slide 9 - Quizvraag


Feministen



Vrouwen die opkomen voor 
de (gelijke) rechten van de vrouw

Slide 10 - Tekstslide

rond 1900
eerste feministische golf

Vrouwen waren wettelijk  handelingsonbekwaam. Ze

wilden dezelfde rechten als mannen: dezelfde onderwijskansen en kiesrecht. 


Slide 11 - Tekstslide

Aletta Jacobs
  •  1854 - 1929 
  • Bekendste feministe van Nederland
  • Eerste vrouw die afstudeerde aan een universiteit. 

Slide 12 - Tekstslide

Aletta Jacobs
  • Aletta werd de eerste vrouwelijke huisarts
  • Ze vestigde zich in Amsterdam.
  • Ze had een gratis spreekuur voor vrouwen uit de Jordaan


Slide 13 - Tekstslide


Vereeniging voor 
Vrouwenkiesrecht (VVVK)


belangrijke vrouwen in deze organisatie:
Wilhelmina Drucker
Aletta Jacobs

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Emancipatie
1848 Invoering censuskiesrecht
  •  Alleen mannen (niet gespecificeerd in de grondwet)
  • Specifiek vermogen/ inkomen (bourgeosie)

1887 Aanpassing kiesrecht
  • Officieel beperkt tot alleen mannen
  • Aanpassing stemrechtcriteria. Uitbreiding mannenkiesrecht. 1888 26% > 1897 50%
.

Slide 19 - Tekstslide

Emancipatiebewegingen:
1.  Vrouwen (o.a. kiesrecht en recht op studie)

2. Arbeiders (kiesrecht/sociale wetgeving zoals minimumlonen, 
    8-urige werkdag, ouderdomsverzekering)

3. Confessionelen (schoolstrijd=strijd voor de financiële
    gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs)

Confessionelen (katholieken en protestanten)  gebruiken de bijbel als uitgangspunt voor hun politieke ideeën.


Slide 20 - Tekstslide

Kuyper:
Protestanten

Schaepman:

Katholieken 

Slide 21 - Tekstslide

 Protestanten
  • Eerste politieke partij van Nederland: ARP (1879).
  • Abraham Kuyper, 
  • Stemmers: "Kleine Luyden": arbeiders die hard werkten: winkeliers, schoolmeesters, boeren.
  • Kuyper wil dat zijn achterban mag stemmen.  

Slide 22 - Tekstslide

Katholieken
  • RKSP & KVP
  • Herman Schaepman
  • Achtergestelde groep (alleen veel katholieken in het Zuiden). Willen dezelfde rechten als protestanten.
  • Vanaf 1848 groeien zij in aantal: door de nieuwe grondwet was er vrijheid van geloof en vrijheid van onderwijs. 

Slide 23 - Tekstslide


De schoolstrijd
  • Het openbare onderwijs werd betaald door de overheid en was neutraal.
  • Protestanten en katholieken richtten hun eigen scholen op. Dit is het bijzonder onderwijs.
  • De confessionelen streden voor gelijke rechten (emancipatie):
  1. De overheid moest ook bijzondere scholen financieren (schoolstrijd).
  2. Bij het maken van wetten moet meer rekening gehouden worden met geloof.
  • In 1917 werden alle scholen gelijk gesteld.  





Slide 24 - Tekstslide

Afspraken Pacificatie van 1917 

  • Alle mannen ouder dan 23 hebben algemeen kiesrecht, zij mogen stemmen
  • Passief kiesrecht voor vrouwen (actief kiesrecht vanaf 1919/1922) Let op: actief kiesrecht is dat je zelf mag stemmen, passief kiesrecht is dat mensen op jou mogen stemmen, dus dat je je verkiesbaar kunt stellen)
  • stelsel van evenredige vertegenwoordiging in plaats van districtenstelsel (verkiezingen) (percentage stemmen =percentage zetels in parlement)
  • Gelijke financiering voor zowel openbaar- als bijzonder onderwijs (einde Schoolstrijd)

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer werd de Schoolstrijd opgelost?
A
1917
B
1925
C
1914
D
1919

Slide 26 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de schoolstrijd in Nederland.

Over de betaling van de overheid van welke type onderwijs ging de schoolstrijd?
A
het speciaal onderwijs
B
het liberaal onderwijs
C
het bijzonder onderwijs
D
het openbaar onderwijs

Slide 27 - Quizvraag

Drie grote veranderingen door de Pacificatie van 1917:
A
1. kiesrecht mannen en vrouwen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw kiesstelsel
B
1. kiesrecht mannen, 2. nieuwe koning, en 3. nieuw kiesstelsel
C
1. kiesrecht mannen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw kiesstelsel
D
1. kiesrecht mannen en vrouwen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw parlement

Slide 28 - Quizvraag

Abolitionisme
Abolitionisme = Beweging die streeft naar afschaffing van de slavernij.

In 1863 besloot het Nederlandse parlement de slavernij in Suriname en Nederlands West-Indië te beëindigen.

33.000 slaven in Suriname en 12.000 slaven in Nederlands-Indië werden vrijgelaten, maar moesten nog tien jaar op plantages werken.




Slide 29 - Tekstslide

Algemeen kiesrecht
Pacificatie van 1917
Einde van de schoolstrijd en de strijd voor algemeen kiesrecht. 

Compromis tussen confessionalisten en, liberalen en socialisten. 

  • Financiële gelijkstelling bijzonder onderwijs (confessionalisten)
  • Algemeen kiesrecht (liberalen en socialisten) 

Slide 30 - Tekstslide

Emancipatie van confessionelen, arbeiders en vrouwen
  • Er komt een einde aan de Schoolstrijd: zowel Openbaar- als Bijzonder onderwijs krijgen nu geld van de overheid

  • Er komt in 1917 Algemeen Kiesrecht voor mannen (vanaf 23 jaar)
( actief en passief)
  • Er komt kiesrecht voor vrouwen (1917: passief kiesrecht, 1919: actief kiesrecht)

Slide 31 - Tekstslide

Verzuiling = Verdeling van de Nederlandse samenleving in groepen met een eigen politieke of godsdienstige overtuiging: iedere zuil had een eigen politieke partij, eigen krant en eigen verenigingen.

Slide 32 - Tekstslide

Belangrijke begrippen, personen en jaartallen
  • feminisme
  • Aletta Jacobs en Wilhelmina Drucker
  • confessionelen
  • Kuyper - protestanten
  • Schaepman - katholieken
  • schoolstrijd Pacificatie van 1917
  • algemeen kiesrecht

Slide 33 - Tekstslide

Welke combinatie is onjuist?
A
Schaepman - confessionalisme
B
Thorbecke - liberalisme
C
Drucker - feminisme
D
Kuyper - socialisme

Slide 34 - Quizvraag

Hieronder zie je 3 opmerkingen.

1. streefde naar meer gelijkheid.
2. streefde naar meer vrijheid.
3. streefde naar gelijke rechten voor vrouwen.

Welke politiek-maatschappelijke beweging hoort bij elke opmerking?
A
1. feminisme, 2. liberalisme, 3. socialisme
B
1. liberalisme, 2. socialisme, 3. feminisme.
C
1. socialisme, 2. feminisme, 3. liberalisme
D
1. socialisme, 2. liberalisme, 3. feminisme.

Slide 35 - Quizvraag

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je herkennen en uitleggen welke drie groepen in de 19e eeuw wilden emanciperen/ voor hun rechten opkwamen, en wat er voor deze groepen veranderde vanaf de Pacificatie van 1917. 

Slide 36 - Tekstslide