1 Wat onderscheid jou van anderen? (zich onderscheiden van)
2 Heb je je weleens vergist deze maand? (zich vergissen)
3 Wanneer verveel je je? (zich vervelen)
4 Wat kan je je nog goed herinneren? (zich herinneren)
5 Op welke manier kan je je goed concentreren? (zich concentreren)
6 Waarvoor moest je je deze week haasten? (zich haasten)