Tweede klas Atheneum herhaling klok, dagen, maanden, woordjes Trabitour Kapitel 2 G
Deutschstunde
Wiederholung
Tage der Woche
Monate des Jahres
Uhrzeiten
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Deutschstunde
Wiederholung
Tage der Woche
Monate des Jahres
Uhrzeiten
Slide 1 - Tekstslide
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Montag
Dienstag
Mittwoch
Donnerstag
Freitag
Samstag
Sonntag
Slide 2 - Sleepvraag
Höre gut zu und beantworte die Fragen.
1. Welche Jahreszeiten gibt es?
2. Ergänze (vul aan) : Die Erde .....um die Sonne.
3. Wie lange dauert so "eine Runde"?
Slide 3 - Tekstslide
https:
Slide 4 - Link
Beantworte jetzt die Fragen.
1. Welche Jahreszeiten gibt es?
2. Ergänze (vul aan) : Die Erde .....um die Sonne.
3. Wie lange dauert so "eine Runde"?
Slide 5 - Tekstslide
Uhrzeiten
is het principe hetzelfde als in het Nederlands?
Slide 6 - Tekstslide
Die Zeit: die Stunde, die Minute, die Sekunde
Ik kan in het Duits vragen hoe laat het is.
Ik kan in het Duits zeggen hoe laat het is.
Slide 7 - Tekstslide
Zijn de getallen juist (richtig) of fout (falsch) gespeld?
Richtig
Falsch
fünf
sechs
sieben
zehn
achtzehn
eins
swei
swölf
zwölf
zwei
dreizhen
dreizehn
siben
sechszehn
sechzehn
Slide 8 - Sleepvraag
Wie sagt man die Uhrzeit 08:45? 2 Antworten sind richtig.
A
Es ist null Uhr acht und fünfundvierzig
B
Es ist acht Uhr fünfundvierzig
C
Es ist ein Kwart vor neun.
D
Es ist Viertel vor neun.
Slide 9 - Quizvraag
Wie sagt man die Uhrzeit 12:30? 2 Antworten sind richtig.
A
Es ist zwölf Uhr dreißig.
B
Es ist halb eins.
C
Es ist half eins.
D
Es ist twelf Uhr dreizig.
Slide 10 - Quizvraag
Wie sagt man die Uhrzeit 11:20? 2 Antworten sind richtig.
A
Es ist zwanzig nach elp.
B
Es ist elf Uhr zwanzig.
C
Es ist elp Uhr zwanzig.
D
Es ist 20 nach elf.
Slide 11 - Quizvraag
Das ist meine _____
Slide 12 - Tekstslide
zus
Slide 13 - Open vraag
Das ist meine _____
Slide 14 - Tekstslide
oma
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
het gezin
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
de familieleden
Slide 19 - Open vraag
Das ist meine _____
Slide 20 - Tekstslide
moeder
Slide 21 - Open vraag
Das ist mein _____
Slide 22 - Tekstslide
vader
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Tekstslide
Petra und Peter sind (getrouwd) _____.
Slide 25 - Open vraag
Das schwache Verb im Präsens
(Seite 176 im Buch)
ich
du
er/es/sie
wir
ihr
sie/Sie
ik
jij
hij/het/zij
wij
jullie
zij/u
(fe)
e
st
t
en
t
en
Als je een zwak werkwoord wilt vervoegen, dan haal je -en van het hele werkwoord af. (wohnen -> wohn). Dan bepaal je welke vorm je nodig hebt (ich, du, er, etc) en kies je de bijbehorende uitgang.
Als je de uitgangen van links naar rechts leest en je zet er fe voor
dan krijg je het woord feesttenten. Hiermee kun je de uitgangen van de regelmatige
werkwoorden onthouden.
Slide 26 - Tekstslide
Verben mit d/t im Stamm
Ik praat ich rede
Jij praat du redest
Hij/zij/het/ men praat er/sie/es/man redet
Wij praten wir reden
Jullie praten ihr redet
Zij praten sie reden
U praat Sie reden
Als de stam van een werkwoord eindigt op –d/-t krijgen du, er/sie/es/man en ihr een extra –e tussen de stam en de uitgang.
Slide 27 - Tekstslide
Verben mit d/t im Stamm
ik antwoord ich antworte
jij antwoord du antwortest
hij/ zij/ het antwoord er/sie/es antwortet
wij antwoorden wir antworten
jullie antwoorden ihr antwortet
zij antwoorden/ u antwoord sie antworten/ Sie antworten