Zo herken je een voorzetsel
• Een voorzetsel staat meestal vóór een lidwoord of een voornaamwoord: in de speeltuin, tussen die papieren.
• Als een voorzetsel áchter een zelfstandig naamwoord staat, geeft het vaak een richting aan: het bos in, die kant uit.
Soms ontbreekt het lidwoord: op bed, in Noorwegen, wegens drukte.