Spelling 3F - oefenen

Spelling 3F - oefenen
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Spelling 3F - oefenen

Slide 1 - Tekstslide

QUIZVRAGEN

Je krijgt zo een aantal vragen waarbij je een zin ziet. Bekijk het woord dat is onderstreept. Geef vervolgens aan of dit woord correct is geschreven of niet. 

Slide 2 - Tekstslide


A
Het woord is correct geschreven.
B
Het woord is incorrect geschreven.

Slide 3 - Quizvraag


A
Het woord is correct geschreven.
B
Het woord is incorrect geschreven.

Slide 4 - Quizvraag


A
Het woord is correct geschreven.
B
Het woord is incorrect geschreven.

Slide 5 - Quizvraag

QUIZVRAGEN

Je krijgt zo een aantal vragen waarbij je heel werkwoord ziet. Jij moet aangeven hoe dit werkwoord geschreven moet worden.

Slide 6 - Tekstslide

(Worden)
Dat meisje ___ zo met de taxi opgehaald.
A
Wordt
B
Word

Slide 7 - Quizvraag

(Willen)
___ u hier even plaatsnemen?

Slide 8 - Open vraag

(Zuchten)
De docent ___ toen ze zag dat al haar leerlingen een onvoldoende hadden gehaald.

Slide 9 - Open vraag

(Deleten)
Ze ___ alle spam in haar mailbox.
A
Delete
B
Delette
C
Deletete

Slide 10 - Quizvraag

(Kiten)
Tijdens onze vakantie ___ we bijna iedere dag.

Slide 11 - Open vraag

QUIZVRAGEN

Bekijk de samenstellingen. Hoe komt de samenstelling er volgens jou uit te zien?

Slide 12 - Tekstslide

A4 + formaat =

Slide 13 - Open vraag

Havo + opleiding =

Slide 14 - Open vraag

Koffie + automaat =

Slide 15 - Open vraag

APK + keuring =

Slide 16 - Open vraag

Zee + egel =

Slide 17 - Open vraag

QUIZVRAGEN

Schrijven we het aaneen of los? Bekijk de zinnen en kies of of het aaneen of los geschreven moet worden.

Slide 18 - Tekstslide

Je moet aan het eind van de les ___ vijf opdrachten hebben gemaakt.
A
Tenminste
B
Ten minste

Slide 19 - Quizvraag

Ik denk dat je ___ appels hebt gekocht. Zoveel eten wij er niet!
A
Teveel
B
Te veel

Slide 20 - Quizvraag

Het kind begon ____ te huilen.
A
Zomaar
B
Zo maar

Slide 21 - Quizvraag

Die studiereis naar Berlijn was ____ ontspannend!
A
Allesbehalve
B
Alles behalve

Slide 22 - Quizvraag

Ik kom echt een paar handen ____ om deze klus te klaren!
A
Tekort
B
Te kort

Slide 23 - Quizvraag

QUIZVRAGEN

Onderstaande vragen zijn allemaal specifiek gericht op het examen Schrijven 3F. Kies steeds de juiste schrijfwijze.

Slide 24 - Tekstslide

Waar staat de afkorting t.a.v. voor?
A
Ter aanleiding van
B
Ter attentie van
C
Tot aanleiding van
D
Tot attentie van

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
s'-Hertogenbosch
B
s' Hertogenbosch
C
's Hertogenbosch
D
's-Hertogenbosch

Slide 26 - Quizvraag

Waarvoor gebruik je het cc-veld in een mail?
A
Om een kopie van het bericht naar de opgegeven geadresseerde te zenden. cc-geadresseerden zijn niet zichtbaar voor andere geadresseerden van het bericht.
B
Om een kopie van het bericht naar de opgegeven geadresseerde te zenden. cc-geadresseerden zijn wél zichtbaar voor andere geadresseerden van het bericht.

Slide 27 - Quizvraag

Waarvoor gebruik je het bcc-veld in een mail?
A
Om een kopie van het bericht naar de opgegeven geadresseerde te zenden. bcc-geadresseerden zijn niet zichtbaar voor andere geadresseerden van het bericht.
B
Om een kopie van het bericht naar de opgegeven geadresseerde te zenden. bcc-geadresseerden zijn wél zichtbaar voor andere geadresseerden van het bericht.

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Urk, 28 november 2024
B
Urk, 28-11-2024
C
Urk - 28 november 2024
D
Urk, 28 November 2024

Slide 29 - Quizvraag

Wat komt er in de inleiding van een sollicitatiebrief?
A
jezelf voorstellen, vertellen over je opleiding en verwijzen naar de vacature
B
aanleiding voor het schrijven, verwijzen naar de vacature en vertellen wat je in de brief gaat doen
C
jezelf voorstellen, informatie over de stage vertellen en verwijzen naar de bijlage(n)
D
aanleiding voor het schrijven, jezelf voorstellen en verwijzen naar de bijlage(n)

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Geachte heer-mevrouw,
B
Geachte heer, mevrouw,
C
Geachte heer/mevrouw,
D
Geachte heer, mevrouw

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een memo?
A
Een kort overzicht van alle agendapunten van die dag
B
Een taakverdeling die gemaakt is om vervolgens door te geven aan de juiste persoon
C
Een kort briefje dat geschreven is om iemand aan iets te herinneren
D
Een ander woord voor een sollicitatiebrief binnen de afdeling

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze van het onderwerp in een zakelijke brief?
A
Betreft: Ik heb een vraag over een defect artikel
B
Betreft: defect artikel ontvangen

Slide 33 - Quizvraag

Hoe open je een informele brief?
A
Geachte,
B
Hooggeachte,
C
Beste,
D
Hee,

Slide 34 - Quizvraag

Wat komt er niet op een curriculum vitae?
A
Een zakelijke foto
B
De informatie over stagedata
C
Je kwaliteiten/kenmerkende eigenschappen
D
Je computervaardigheden

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde in een zakelijke brief?
A
Slotgroet, je handtekening, je voor- en achternaam
B
Slotgroet, je voor- en achternaam, je handtekening
C
Je handtekening, slotgroet je voor- en achternaam
D
Je voor- en achternaam, je handtekening, slotgroet

Slide 36 - Quizvraag

Wat komt er sowieso in de kern van een betogend artikel?
A
Anekdote/voorbeeld om het onderwerp te introduceren
B
Jezelf voorstellen
C
Herhaling van het standpunt en de conclusie
D
Argumenten, tegenargument en weerlegging

Slide 37 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Tav: Pablo Janssen
B
T.a.v.: Pablo Janssen
C
T.a.v. Pablo Janssen
D
T.A.V. Pablo Janssen

Slide 38 - Quizvraag

QUIZVRAGEN

Onderstaande vragen zijn allemaal specifiek gericht interpunctie. Schrijf de zinnen juist over.

Slide 39 - Tekstslide

mevrouw van den bosch van wijnen gaat op wintersport in de franse plaats tignes

Slide 40 - Open vraag

Elke zaterdag, zegt Fatima, gaan we baantjes trekken in het zwembad

Slide 41 - Open vraag

jaap was wel op tijd maar frank niet zijn fiets was kapot

Slide 42 - Open vraag