ONDERZOEKSLES VWO

Goedemorgen!
  • Mobiel in je tas
  • Petten af / jassen uit
  • Schrift en pen op tafel
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!
  • Mobiel in je tas
  • Petten af / jassen uit
  • Schrift en pen op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Planning van vandaag
  • Toets bespreken
  • Inleveren opdracht Stedelijk Museum
  • Uitleg onderzoeksopdracht
PAUZE
  • Werken aan onderzoek in mediatheek

Slide 2 - Tekstslide

Toets
Afspraken:
  • Ik neem de vragen door.
  • Je schrijft het op als je persoonlijke vragen hebt, roep je vragen niet door de klas.
  • Na het doornemen maximaal 10 minuten om persoonlijke te vragen met mij te bespreken aan mijn bureau. 
  • Te weinig tijd? Later terugkomen. 

Slide 3 - Tekstslide

Banksy is een bekende kunstenaar, waar jullie in de les over hebben
 gelezen. De kunst van Banksy is een goed voorbeeld van hoe cultuur
 invloed heeft op kunst en kunst op zijn beurt weer iets zegt over
 cultuur.

(2p.) a. Waarom is de kunst van Banksy daar een goed voorbeeld van?
     Noem twee kenmerken.  
  • Zijn kunst is anti-kapitalistisch. 
  • Zijn kunst is maatschappijkritisch.
  • Met zijn kunst laat hij een andere kant zien van de cultuur waarin hij leeft.
  • Zijn kunst zet mensen aan het denken over de cultuur waarin
      ze leven.
  • Hij gebruikt kunstwerken van anderen om daar zijn eigen kunst mee te maken.

Slide 4 - Tekstslide

Banksy heeft in 2015 een heel groot kunstproject gemaakt: Dismaland. Een soort pretpark vol met bijzondere kunstwerken.
(2p.)  b. Noem twee verschillen tussen een normaal pretpark (bijvoorbeeld Disneyland) en Dismaland.
  • Dismaland is heel somber.
  • In Dismaland staan vooral kunstwerken en geen attracties.
  • In Dismaland wordt er kritisch naar de maatschappij gekeken.

Slide 5 - Tekstslide

(1p.)  Als je als fotograaf overzicht zou willen hebben over het onderwerp dat je in beeld brengt. Welk perspectief zou je dan moeten gebruiken?
Vogelperspectief: van boven, waardoor je het meeste van de situatie ziet.

Slide 6 - Tekstslide

Stel je voor: jij bent fotograaf en je krijgt de opdracht om een foto te maken waarin je zoveel mogelijk van de werkelijkheid toont en een rustig beeld creëert. 
(2p.) a. Voor welke kadrering zou jij als fotograaf kiezen?
           Leg ook uit waarom.
Totaalkader: dan zie je het meest van de werkelijkheid die je vast wilt leggen.

(2p.) b. Voor welke compositiesoort zou jij als fotograaf kiezen? Leg ook
           uit waarom.
Symmetrisch (twee gelijke vlakken) of overall (geen aandachtspunt)


Slide 7 - Tekstslide

Architectuur is een vorm van toegepaste kunst.
(1p.)   a. Leg uit wat toegepaste kunst is.
Kunst met een gebruiksdoel. Het is dus zowel esthetisch als functioneel.

(2p.)   b. Zou je het object op onderstaande afbeelding ook toegepaste kunst kunnen noemen? Leg uit waarom wel of niet.   
Ja. Het is een esthetisch vormgegeven stoel. Een stoel is  een gebruiksvoorwerp.

Slide 8 - Tekstslide

(2p.)  In de tekst van Palet over architectuur wordt verteld dat Nederlandse architectuur heel goed gewaardeerd wordt in het buitenland. Geef twee redenen waarom.
1. Baksteenbouw: onbeperkte creatieve mogelijkheden.
2. Het belang van het werk van De Stijl / verrassende vormen.
3. Bouwen op een zachte bodem.

Slide 9 - Tekstslide

(2p.)  Met architectuur wordt niet alleen maar het ontwerpen van gebouwen bedoeld. Noem twee andere vormen van architectuur.
  • Steden
  • Landschappen
  • Interieurs

Slide 10 - Tekstslide

Figuratief of abstract?

Slide 11 - Tekstslide

Barok / Surrealisme / Pop Art / Impressionisme

Slide 12 - Tekstslide

Barok / Surrealisme / Pop Art / Impressionisme
Barok: realistisch, dramatisch en met grote licht/donker-contrasten.
Impressionisme: losse lijnen, schetsend, alledaagse onderwerpen.
Surrealisme: veel fantasie, onverwachte afbeeldingen.
Pop Art: objecten/personen uit de populaire cultuur, felle kleuren.

Slide 13 - Tekstslide

Voorstelling: WAT is er afgebeeld?
Vormgeving: HOE is het afgebeeld?

Slide 14 - Tekstslide

Symmetrische of dynamische compositie

Slide 15 - Tekstslide

a. Hoe heet de voorste gevel? - Façade
b. Functie? - aandacht trekken / versiering / "visitekaartje"

Slide 16 - Tekstslide

Nu: 10 minuten
  • Als je een persoonlijke vraag hebt opgeschreven, kan je die nu bij mij aan het bureau komen vragen.
  • Na 10 minuten, moet ik een ander moment inlassen om de vragen te behandelen.
  • De rest van de klas gaat iets voor zichzelf doen.
  • Aan het einde van de 10 minuten levert iedereen de museumopdracht in: zorg dat ik je naam afstreep!

Slide 17 - Tekstslide

Mini-onderzoek: PAPER
Paper: kort werkstuk over een onderzoeksvraag waarvan jij benieuwd bent naar het antwoord.

Het onderwerp heeft in ieder geval te maken met beeldende kunst of architectuur, verder ben je vrij om elke kant op te gaan. 

Alles KAN in de lessen: maar dan moet je wel inzet tonen!

Slide 18 - Tekstslide

Mini-onderzoek: PAPER
Deze les: het bedenken van een onderzoeksvraag. 
Aan de hand van dimensies

Dimensie 1: Schoonheid en lelijkheid
Dimensie 2: Digitaal en analoog
Dimensie 3: Lokaal en globaal 


Slide 19 - Tekstslide

Mini-onderzoek: PAPER
Soorten onderzoeksvragen:

  • Beschrijvende of verkennende onderzoeksvragen 
  • Vergelijkende onderzoeksvragen 
  • Verklarende onderzoeksvragen 
  • Waardebepalende of evaluatieve onderzoeksvragen 
  • Probleemoplossende onderzoeksvragen 

Slide 20 - Tekstslide

Mini-onderzoek: PAPER
Bronnen zoeken:

Kies drie steekwoorden die met jouw onderwerp te maken hebben en vind drie bronnen, waarvan minstens één boek. Lees / bekijk zoveel mogelijk van deze bronnen, zodat je ideeën kan opdoen voor je onderzoek.

Slide 21 - Tekstslide

Mini-onderzoek: PAPER
Aan het eind van de les lever je het werkblad in, zodat ik je onderzoeksvraag kan bekijken en goedkeuren.

Alles wat je vanaf nu maakt voor dit onderzoek telt mee, werk dus nauwkeurig en toon inzet. 

Slide 22 - Tekstslide

Banksy staat er om bekend dat niemand weet wie hij is. Hij werkt
volledig in het geheim en moet daardoor ook heel snel werken: zijn kunstwerken moeten soms binnen enkele minuten op een muur staan, omdat hij anders betrapt kan worden.

b. Waarom is het belangrijk voor Banksy dat het geheim blijft wie hij is?
  • Omdat zijn hij zijn kunst belangrijker vindt dan zichzelf.
  • Omdat het illegaal is wat hij doet.
  • Omdat er veel mensen kritiek hebben op wat hij doet.

c. Hoe krijgt Banksy zijn werken zo snel op een muur?
Met sjablonen.

Slide 23 - Tekstslide

Stel je voor: jij bent fotograaf en je krijgt de opdracht om een schilderij te maken waarin de aandacht van de kijker naar één punt wordt getrokken én waarin een mysterieuze sfeer wordt gecreëerd. 
a. Voor welke belichting (soort/richting) zou jij als fotograaf kiezen?
     Leg ook uit waarom.
  • Strijklicht: het licht strijkt over het oppervlak waardoor het onderwerp deels nog in het donker is. 
  • Tegenlicht: het onderwerp is onderbelicht en deels te zien als silhouet. 
b. Voor welke compositiesoort zou jij als fotograaf kiezen? Leg ook  uit
   waarom. 
  • Centrale compositie: alle lijnen en dus aandacht lopen naar één punt.


Slide 24 - Tekstslide

In de tekst van Palet over architectuur wordt gezegd dat een goed ontworpen gebouw “moet passen in de gebouwde of de natuurlijke omgeving”. Noem twee bouwelementen waarmee de architect ervoor kan zorgen dat een gebouw goed in de omgeving past. 

1. Materiaalgebruik
2. Kleurgebruik
3. Ruimtelijkheid

Slide 25 - Tekstslide

Noem twee voorbeelden van utiliteitsbouw. 
Bouwwerken voor doeleinden anders dan wonen: 
  • recreatief
  • overheid
  • zorg
  • onderwijs
  • werk
  • etc.

Slide 26 - Tekstslide