2.5 woorden les 2

Nederlands 

Pak voor je:
Laptop (Lessonup)

Leerdoel vandaag:

Herhaling voor het PW 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 

Pak voor je:
Laptop (Lessonup)

Leerdoel vandaag:

Herhaling voor het PW 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverbanden en signaalwoorden
- Opsomming
- Tegenstelling
- Voorbeeld

Slide 2 - Tekstslide

Samen leertekst lezen
Noem een voorbeeld van een signaalwoord wat bij een opsommend tekstverband hoort.

En noem een voorbeeld van een signaalwoord wat bij een. tegenstellend tekstverband hoort.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenlijst blz. 116 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Achtervoegsel
Bij sommige woorden kun je een stukje achter het woord toevoegen. De betekenis van het woord verandert door dit achtervoegsel: waarde + loos (achtervoegsel) = waardeloos (betekenis: zonder waarde). 

Andere voorbeelden van achtervoegsels zijn: -ig, -ing, -in, -es, -ster, -achtig, -lijk, -tje, -zaam, -baar, - heid, - aard, -vol. 

Door een achtervoegsel kun je aangeven of het om een man of een vrouw gaat: leerlinge, werkster, gitarist, dorpeling, boerin.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een nieuw woord met een achtervoegsel.
Kies uit: -achtig, -baar, -je, -es, -loos, -pje, -tje.

adem

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een nieuw woord met een achtervoegsel.
Kies uit: -achtig, -baar, -je, -es, -loos, -pje, -tje.

herfst

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een nieuw woord met een achtervoegsel.
Kies uit: -achtig, -baar, -je, -es, -loos, -pje, -tje.

hoor

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

aanraden =
A
het goede antwoord raden
B
advies geven / aanbevelen
C
bewijzen
D
advies of informatie opzoeken

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is vermoeden?
A
je bent erg sterk
B
je hebt een plan
C
je denkt dat iets waar is
D
je koopt nieuwe kleding

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de schutkleur?
A
een andere kleur
B
een opvallende kleur
C
schieten met verf
D
ongeveer dezelfde kleur die niet opvalt

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

stamelen
A
het gebied rond iets of iemand
B
dreigend aanwezig zijn
C
niet meer dan
D
met moeite iets zeggen en steeds een stukje van de zin herhalen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een prooidier?
A
Een dier dat door een ander dier alleen wordt gelaten.
B
Een dier dat door een ander dier wordt bedreigd.
C
Een dier dat met andere dieren samenspeelt.
D
Een dier dat door een ander dier wordt opgegeten.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het juiste achtervoegsel
adem
A
-achtig
B
-baar
C
-loos
D
-es

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN achtervoegsel?
A
-teit
B
-heid
C
-inter
D
-baar

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de juiste betekenis naar het voor/achtervoegsel.
loos
baar
vol / rijk
arm
met veel
zonder
je kunt het
met weinig

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorvoegsel
Achtervoegsel
oneerlijk
smaakloos
herkauwen
stijlvol

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woordsoort 1: zelfstandig naamwoord

Woordsoort 2: werkwoord

Woordsoort 3: lidwoord

Willem
klokje
Fietst
drinken
een
opgegeten
gemaakt
hond
het
aardbeien

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten maken
2.5 woorden opdracht 

Woordentrainer + versterk jezelf


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies