Mondelinge taalvaardigheid

Mondelinge taalvaardigheid



1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Mondelinge taalvaardigheid



Slide 1 - Tekstslide


Wat gaan we doen?

1. Proefwerk bespreken

2. Theorie behandelen

3. Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Feiten en meningen

Feit
Een feit is echt gebeurd. Het is waar en je kan het controleren. Het kan niet veranderen


Mening

Een mening is iets wat iemand vindt. Een mening kan veranderen.

Slide 3 - Tekstslide


Slide 4 - Tekstslide

Presenteren

Waar moet je opletten tijdens een presentatie?

Slide 5 - Tekstslide

Presenteren

Slide 6 - Woordweb

Maken

Opdracht 10. 11, 12, 13, 15 en 16.


Huiswerk:

Opdracht 10, 11, 12, 13, 15 en 16.

Slide 7 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

1. Theorie behandelen

2. Opdrachten maken

Slide 8 - Tekstslide

Filmfragment

1. Bekijk de fragmenten en beantwoord tussendoor de vragen die gesteld worden bij de fragmenten.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Non-verbale communicatie


= communicatie zonder woorden:

Lichaamshouding

Gezichtsuitdrukking

Handbewegingen

Blik

Lach

Slide 11 - Tekstslide

PowerPoint maken

1. Alle theorie moet erin staan (gele stukjes)

2. Beknopt (steekwoorden, dus geen lange zinnen!)

3. Plaatjes (als het van toepassing is)

4. Lettertype

5. Lettergrootte

6. Achtergrondkleur

Slide 12 - Tekstslide

PowerPoint maken

Groepje 1: Demi, Nikki, Mina, Mandy:                             perron 1

Groepje 2: Bjorn, Melvin, Iza, Bas:                                 perron 2
Groepje 3: Anouk, Chanika, Ralna, Kaylee              perron 3

Groepje 4: Ninon, Christina, Funda, Chayen              perron 1

Groepje 5: Ian, Max, Robin, Vince                                    perron 2

Groepje 6: Jarno, Renighel, Youri                                    perron 3

Groepje 7: Teun, Geordy, Dylan, Desley                        perron 1


Slide 13 - Tekstslide

Maken:

Lees de theorie op pagina 11, 12, 14 en 16.

Maak opdracht: 17, 18, 22, 24 (en 25)

Slide 14 - Tekstslide

Leren voor de proefwerkweek:

Alle gele stukjes van perron 1 t/m 3.

Leer heel goed:

Perron 2 p. 23 betrouwbaarheid

Perron 2 p. 26 Ruis

Perron 2 p. 29 Onderwerp en hoofdgedachte

Perron 3 p. 39 De juiste luisterhouding

Perron 3 p. 42 Discussie

Perron 3 p. 44 Discussieregels

Perron 3 p. 46 Stellingen

Slide 15 - Tekstslide

Betrouwbaarheid

Betrouwbaar betekent dat je er echt op kunt vertrouwen dat iets klopt.


Teksten met veel feiten zijn vaak betrouwbaar.



Slide 16 - Tekstslide

Ruis

Ruis is alles wat je stoort of afleidt als je probeert een opdracht uit te voeren.


Voorbeelden:

Trillend mobieltje

Rumoer op de gang

Pratende klasgenoten.

Slide 17 - Tekstslide

Onderwerp en hoofdgedachte
Het onderwerp is waar het hele programma over gaat.
Het onderwerp wordt vaak duidelijk genoemd door de presentator

De hoofdgedachte is wat de maker over het onderwerp zegt.
Soms moet je twee keer kijken en luisteren om erachter te komen wat de hoofdgedachte is.








Slide 18 - Tekstslide

De juiste luisterhouding

Tijdens een gesprek is luisteren heel belangrijk. Als je niet goed luistert, kun je niet goed reageren op wat de ander zegt.


Een goede luisterhouding:

Open houding: je armen en benen zijn niet gekruist.

Spiegelen: je doet elkaar (onbewust) een beetje na.

Maak oogcontact

Vat samen wat de ander zegt. Hiermee controleer je of je alles hebt begrepen.

Straal rust uit.

Maak soms instemmende geluiden en gebaren (knikken, ja zeggen)

Slide 19 - Tekstslide

Discussie

Discussie: samen over een onderwerp praten waarbij mensen een andere mening hebben.


Doel discussie: van elkaar leren en de ander overtuigen van jouw mening.


Je probeert de ander te overtuigen met argumenten. Hierdoor kan iemand veranderen van mening.



Slide 20 - Tekstslide

Stellingen

Een stelling is een korte zin over een onderwerp waarover mensen va mening verschillen.


Slide 21 - Tekstslide

Discussieregels

1. Laat elkaar uitpraten.

2. Luister naar de ander.

3. Doorvragen.

4. Stel vragen aan de spreker.

5. Geef argumenten en voorbeelden bij je argumenten.

6. Spreek duidelijk.

7. Blijf netjes.

8. Communiceer ook non-verbaal.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is ruis?
A
Ruis is alles wat je stoort of afleidt als je probeert een opdracht uit te voeren.
B
Ruis is stof.
C
Ruis is storend gedrag.

Slide 23 - Quizvraag

Leerlingen die kletsen is een voorbeeld van ruis.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Teksten waar veel feiten in staan, zijn betrouwbaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Teksten waar veel meningen in staan, zijn betrouwbaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Het onderwerp is vaak maar één of een paar woorden.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 27 - Quizvraag

Een gesproken tekst heeft ALTIJD een onderwerp en hoofdgedachte.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 28 - Quizvraag

Soms moet je twee keer luisteren en kijken om achter de hoofdgedachte te komen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Als je niet goed luistert, kun je niet goed reageren op wat de ander zegt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Een voorbeeld van een goede luisterhouding is een open houding.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Een open houding betekent:
A
Met je armen en benen gekruist zitten.
B
Nors kijken.
C
Onderuitgezakt zitten.
D
Je armen en benen niet gekruist.

Slide 32 - Quizvraag

Als je de ander wilt overtuigen van jouw mening, dan moet je argumenten gebruiken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Een regel bij discussiëren is:
A
Elkaar laten uitpraten.
B
Elkaar uitlachen.
C
Elkaar niet aankijken.

Slide 34 - Quizvraag

Een stelling is:
A
Een kernzin.
B
Een onderwerp.
C
De hoofdgedachte.
D
Een korte zin over een onderwerp waarover mensen van mening verschillen.

Slide 35 - Quizvraag