H3C 14-12-2020

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Aardrijkskunde H3C

14 december 2020

Herhaling §2.2

Wat is een voorbeeld van stollingsgesteente?

1. basalt
2. kalksteen
3. marmer
4. graniet

Wat is een kenmerk van sedimentgesteente?

1. ontstaan uit magma
2. bovenste laag is ouder
3. gelaagd
4. gevlekt

Wanneer kan er metamorf
gesteente ontstaan?

§2.3: delfstoffen

Leerdoelen

• Je weet dat er afhankelijk van het ontstaan verschillende delfstoffen zijn
• Je begrijpt het verschil in ontstaan tussen ertsen en fossiele brandstoffen
• Je kunt met behulp van kaarten belangrijke vindplaatsen van delfstoffen aangeven

Welke delfstoffen ken je al?

Delfstoffen

• Stoffen die nuttig zijn voor de mens 
• Worden uit de grond worden gehaald (heet delven)

Soorten delfstoffen

• Metalen

       Aluminium, ijzer, lithium en goud

• Fossiele brandstoffen

       Aardolie, aardgas en steenkool

• Diverse grondstoffen

       Grind, kalksteen en zout

Welk soort grondstof zag je op de foto?

1. mineralen
2. fossiele brandstoffen
3. diverse grondstoffen

Winning delfstoffen

• Dagbouw
  

       In de open lucht 

• Schachtbouw

       Onder de grond 

Welk soort winning van delfstoffen zag je op de foto?

1. dagbouw
2. schachtbouw

Ertsen

• Hieruit worden metalen gewonnen
• IJzererts, kopererts, zilvererts en gouderts
• Door magma vanuit de aardmantel meegenomen naar de aardkorst, waardoor ze gewonnen kunnen worden

Fossiele brandstoffen

• Ontstaan uit resten van levende organismen
• Steenkool ontstaan uit plantenresten

       Inkolingsproces onder invloed van druk:

       plantenresten > veen > bruinkool > steenkool

• Aardolie ontstaan uit plankton

       Door druk en hoge temperaturen omgezet

• Aardgas ontstaan uit steenkool of aardolie

Wat is het verschil tussen
ertsen en fossiele brandstoffen?

Welke fossiele brandstof is ontstaan uit plankton?

1. aardgas
2. bruinkool
3. aardolie
4. steenkool

Soorten steden

• Megasteden: minimaal 10 miljoen inwoners; vooral in arme landen

• Wereldsteden: belangrijke rol voor de economie, politiek of cultuur wereldwijd; vooral in rijke landen
• Hoofdsteden: meestal de plek waar de regering zit
• Primate cities: 1e stad is veel groter dan 2e stad van het land; 1e stad minimaal 2x zoveel inwoners als 2e stad 

Aan het werk

Wat?	Maken §2.3: opdracht 1 t/m 4
Waar?	blz. 30-31 tb; blz. 34-35 wb
Hoe?	15 minuten; eerste 5 minuten zelfstandig; daarna rustig overleggen
Klaar?	Maken §2.3: opdracht 5 en 6 Nakijken §2.1 t/m §2.3 Maken herhaling en verdieping §2.1 t/m §2.3

Huiswerk voor 17-12

• Maken §2.3: opdracht 1 t/m 4

Wat heb je vandaag
geleerd?