lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp (les 22 en B4)

Wat doen we vandaag? 
  • Hoe goed kennen jullie de woordjes?
  • Herhaling stof vorige week 
  • Leerdoelen deze week  
  • Interactieve instructie 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat doen we vandaag? 
  • Hoe goed kennen jullie de woordjes?
  • Herhaling stof vorige week 
  • Leerdoelen deze week  
  • Interactieve instructie 

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent het woord analyseren?

Slide 2 - Open vraag

Maak een zin met het woord 'analyseren'. Aan de zin moet ik kunnen zien dat jij weet wat het woord betekent.

Slide 3 - Open vraag

Benoem van onderstaande zin de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde.

Astrid heeft B1K altijd een hele slimme klas gevonden.

Slide 4 - Open vraag

Leerdoelen week 13
  • Ik weet wat de kenmerken en functie zijn van het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
  • Ik kan het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp vinden in een zin.
  • Ik kan bijzonderheden met bovenstaande zinsdelen in een zin aanwijzen en uitleggen.
  • Ik kan nieuwe zinnen maken met eerder genoemde zinsdelen erin. 
Wat heb je hieraan in jouw leven? 

Slide 5 - Tekstslide

Het nut van de leerdoelen
  • Als je weet hoe zinnen zijn opgebouwd, kun je effectiever schrijven. Door de verschillende delen van de zin te herkennen en te begrijpen hoe ze met elkaar samenwerken, kun je beter schrijven en meer gevarieerde zinnen produceren.
  • Om fouten uit zinnen te kunnen halen, moet je begrijpen wat er fout is. Als je kunt ontleden, kun je dit analyseren en verbeteringen maken. 
  • Als je een andere taal wil leren, helpt het om allereerst te begrijpen hoe het Nederlands is opgebouwd. 

Slide 6 - Tekstslide

Lijdend voorwerp 
  1. Stel de vraag: wie of wat + gezegde + onderwerp. 
  2. het lijdend voorwerp kan één woord of een woordgroepje zijn. 
  3. Het begint nooit met een voorzetsel. 


Slide 7 - Tekstslide

Lijdend voorwerp 
Mijn lieve moedertje kookt een heerlijke maaltijd voor mijn verwende broertje. 

pv = kookt 
ow = mijn lieve moedertje 
wg = kookt 
wie of wat kookt mijn lieve moedertje? 
lv = een heerlijke maaltijd

Slide 8 - Tekstslide

Ontleed onderstaande zin en benoem: pv, ow, wg en lv.

De bekende basketballer LeBron James heeft de bal vanaf de driepuntslijn in de basket gegooid.

Slide 9 - Open vraag

Ontleed onderstaande zin en benoem: pv, ow, wg en lv.

Tijdens de meivakantie zal iedereen Koningsdag gaan vieren.

Slide 10 - Open vraag

meewerkend voorwerp 
  1. Stel de vraag: aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
  2. het meewerkend voorwerp kan één woord of een woordgroepje zijn. 
  3. Zo goed als altijd een mens of dier. 
  4. Als er geen 'aan' of 'voor' in het zinsdeel staat, moet je het erbij kunnen denken. 


Slide 11 - Tekstslide

meewerkend voorwerp 
Mijn lieve moedertje kookt een heerlijke maaltijd voor mijn verwende broertje. 

pv = kookt 
ow = mijn lieve moedertje 
wg = kookt 
wie of wat kookt mijn lieve moedertje? 
lv = een heerlijke maaltijd

Aan wie of voor wie kookt mijn lieve moedertje een heerlijke maaltijd? 
mv = voor mijn verwende broertje


Slide 12 - Tekstslide

Ontleed onderstaande zin en benoem: pv, ow, wg, lv en mv.

Op het strand graaft Jasper een kuil voor zijn beste vriend.

Slide 13 - Open vraag

Ontleed onderstaande zin en benoem: pv, ow, wg, lv en mv.

Oma heeft haar jongste kleindochter een heel duur cadeau gegeven op haar verjaardag.

Slide 14 - Open vraag

Toptips
  1. Ontleed altijd op deze volgorde: persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp. 
  2. Zie de zin voor je als een plaatje, vaak helpt dat bij het ontleden.  

Slide 15 - Tekstslide

Wat kun je gaan doen? 
  • domeinwerk van deze week 
  • boek lezen 
  • woordjes leren / zinnen maken  

Slide 16 - Tekstslide