S3.3 Geld lenen kost geld

Huiswerk!
Pak alvast je boek, schrift, rekenmachine en pen

En neem het huiswerk van vandaag voor je.
  • Maak opdracht 12 en 13 op blz. 77
  • Maak opdracht 2 en 3 op blz. 78
  • Maak opdracht 7 en 8 op blz. 92

De docent loopt dan langs om het huiswerk te controleren
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Huiswerk!
Pak alvast je boek, schrift, rekenmachine en pen

En neem het huiswerk van vandaag voor je.
  • Maak opdracht 12 en 13 op blz. 77
  • Maak opdracht 2 en 3 op blz. 78
  • Maak opdracht 7 en 8 op blz. 92

De docent loopt dan langs om het huiswerk te controleren

Slide 1 - Tekstslide

Startvraag
Wat betekent de titel van deze paragraaf "geld lenen kost geld"?
  • Als je geld leent moet je ook rente betalen. 
  • Je betaalt dus meer dan dat je hebt geleend.

Slide 2 - Tekstslide

S3.3 Geld lenen kost geld

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
  • vier leenmotieven noemen en herkennen.
  • de kredietkosten van een lening berekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Aantekeningen
Pak je schrift voor je en je pen.
Op een lege bladzijde schrijf je er boven §3.3 "Geld lenen kost geld"

Schrijf zo duidelijk mogelijk 

Je gebruikt de aantekeningen voor het maken van je opdrachten

Slide 5 - Tekstslide

4 leenmotieven
Een leenmotief is een reden waarom geld wordt geleend

Leenmotieven:
  1. Tijdelijk geld tekort (minder inkomen)
  2. Grote aankoop die je niet uit wil stellen
  3. Onverwachts geld nodig (geen buffer)
  4. Hypotheeklening (lening voor het kopen van een woning)

Slide 6 - Tekstslide

Kredietkosten
  • Een krediet is een ander woord voor lening
  • Kredietkosten zijn de kosten die je betaalt voor het lenen van geld
  • ("geld lenen kost geld")


Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Je leent €4.000 met een looptijd van drie jaar en betaalt in maandtermijnen van €130,-. 
  • Bereken de kredietkosten? 
  • Stap 1 = aantal jaar x 12 maanden
  • stap 2 = uitkomst bij stap 1 x maandtermijn
  • Totale kosten 3 x 12 x €130  = €4.680
  • Leenbedrag                                = €4.000
  • ----------------------------------------   - 
  • Kredietkosten                            =€      680 
  • (dit heeft de lening jouw gekost)

Slide 8 - Tekstslide

Samen oefenen
  • Je leent €2.200 met een looptijd van 5 jaar en betaalt in maandtermijnen van €45,-. 
  • Bereken de kredietkosten
  • Totale kosten 5 x 12 x 45      = €2.700
  • Leenbedrag                                =€2.200
  • ----------------------------------------   - 
  • Kredietkosten                            =€     500
timer
2:30

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk tijd
  • Herhalingsopdracht 14 t/m 17 op blz. 89


timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Wat: maak opdracht 4 t/m 7 op blz. 79
Hoe: Lees eerst de leertekst. De docent heeft dit namelijk nog niet uitgelegd!
Tijd: 15 minuten (stiltemoment) 
Resultaat: Samen bespreken
Klaar: Begin alvast met het huiswerk:
Herhalingsopdracht 14 t/m 17 op blz. 89



timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

Lesdoel 1
"Welke van de volgende situaties is een voorbeeld van lenen om een tijdelijk tekort op te vangen?"
a) Je koopt een huis
b) Je leent voor een onverwachte tandartsrekening
c) Je start een eigen bedrijf

timer
0:30

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoel 1
"Waarom is sparen beter dan lenen als je een nieuwe tv wilt kopen?"
  • Als je leent moet je kredietkosten betalen
 

timer
0:30

Slide 13 - Tekstslide

Lesdoel 1
Noem 2 leenmotieven uit je hoofd.
  • Tijdelijk geld tekort (minder inkomen)
  • Grote aankoop die je niet uit wil stellen
  • Onverwachts geld nodig (geen buffer)
  • Hypotheeklening (lening voor het kopen van een woning)
timer
0:30

Slide 14 - Tekstslide

Lesdoel 2
Je leent 3.000 met een looptijd van 4 jaar. De maandtermijn is €75,-

Bereken de kredietkosten
  • 4 x 12 x 75 = 3.600
  • 3.600 - 3.000 = 600



Slide 15 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
  • de drie meest voorkomende kredietvormen noemen en herkennen.
  • uitleggen hoe een koop op afbetaling werkt.

Slide 16 - Tekstslide

Vormen van consumptief krediet
Een consumptief krediet is een lening je afsluit zodat je meer kunt consumeren

- Persoonlijke
 lening 
(aflossen in vooraf afgesproken termijnen)

- Doorlopend krediet 
(betaal je ook in maandtermijnen terug,
maar het afgeloste bedrag kun je weer opnemen)

- Salariskrediet
(tot een bepaald bedrag in het rood → hangt van je salaris af)

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld:
  • Piet leent €25.000 bij de Rabobank
  • Bereken zijn kredietkosten
  • maandtermijn = €500
  • aantal maanden = 62
  • 62 x €500 = 31.000
  • kredietkosten = 31.000 - 25.000 = €6.000 

Slide 18 - Tekstslide

Samen oefenen:
  • Piet leent €25.000. Dit keer bij van Dijk Financieel adviseurs
  • Bereken zijn kredietkosten
  • maandtermijn = €500
  • aantal maanden =  56
  • 56 x €500 = 28.000
  • kredietkosten = 28.000 - 25.000 = €3.000 
timer
2:30

Slide 19 - Tekstslide