Hoofdstuk 7 ~ 7.1 t/m 7.5 ~ woordformules
1 / 12
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een goede berekening om de prijs te berekenen van: Bij de pizzabakker koste een pizza 6 euro.
A
Het aantal pizza's keer vier is de prijs in euro's
B
Het aantal dozen keer zes is de prijs in euro's
C
Het aantal pizza's keer zes is de prijs in euro's
D
Het aantal pizza's keer zeven is de prijs in euro's
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de goede berekening om de prijs te berekenen van: Bij een boer kost een doosje eieren drie euro.
A
Het aantal doosjes keer twaalf is de prijs in euro's
B
Het aantal doosjes eieren keer drie is de prijs in euro's
C
Het aantal doosjes eieren keer vier is de prijs in euro's
D
Het aantal doosjes koeken keer drie is de prijs in euro's
Slide 3 - Quizvraag
Hoeveel moet ik betalen voor 5 flesjes?
A
450 cent
B
400 cent
C
440 cent
D
455 cent
Slide 4 - Quizvraag
Hoeveel grijze tegels heb ik nodig bij 6 rode tegels?
A
20
B
24
C
26
D
12
Slide 5 - Quizvraag
Het IN-getal is 8. Wat is de uitkomst van de berekening?
A
3
B
1
C
4
D
2
Slide 6 - Quizvraag
120 leerlingen willen een ijsje, er zitten 12 ijsjes in 1 doos. Hoeveel dozen ijs zijn er nodig?
A
10
B
9
C
12
D
120
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel euro opbrengst is er bij 15 leerlingen?
A
30
B
22
C
53
D
35
Slide 8 - Quizvraag
Hoeveel stoelen heb je bij 5 tafels?
A
24
B
21
C
22
D
20
Slide 9 - Quizvraag
klopt de tabel bij de
pijlenketting?
pijlenketting?
A
treu
B
false
Slide 10 - Quizvraag
Hoeveel moet je betalen als je 15 keer gaat zwemmen?
A
30
B
45
C
40
D
50
Slide 11 - Quizvraag
Hoe vonden jullie deze quiz?
