In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Beroepshouding
Slide 1 - Tekstslide
Doel
je weet wat een beroepshouding is
welke competenties belangrijk zijn voor jouw beroep
welke competenties die bij beroepshouding horen, jij al beheerst
wat jouw ontwikkelpunten zijn
Hier maak je een verslag van en verwerk je in je stageverslag voor het keuzedeel
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn volgens jouw competenties?
Slide 3 - Open vraag
competenties
competenties (beroepshouding stage)
Slide 4 - Tekstslide
Competenties
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
van welke competentie is dit een voorbeeld?
A
creativiteit
B
samenwerking
C
leiderschap
D
presenteren
Slide 7 - Quizvraag
www.123test.nl
Slide 8 - Link
Op welke competentie scoor jij het hoogst?
Slide 9 - Open vraag
Past jouw hoogst gescoorde competentie bij jouw werk? Waarom wel/niet?
Slide 10 - Open vraag
Ontwikkelpunten
Slide 11 - Woordweb
Waarom wil een werkgever dit weten?
Hij wil weten wie hij aanneemt. Sommige ontwikkelpunten zijn onhandig voor een bepaalde functie. Als je in de schoonmaak wilt werken terwijl je heel erg slordig bent, kan dat een reden zijn om je niet aan te nemen.
Slide 12 - Tekstslide
Hoe benoem je je zwakke punten?
Aangeven waar je minder goed in bent kan lastig zijn.
Wees zelfkritisch, maar kraak jezelf niet af. Spreek niet van een ‘slechte', ‘zwakke(re)' of ‘negatieve' eigenschap, maar van een 'ontwikkelpunt'.
Slide 13 - Tekstslide
Wat zijn jouw ontwikkelpunten?
Slide 14 - Open vraag
Babet weet veel over de geschiedenis van Nederland. Welk begrip past bij dit voorbeeld?
A
houding
B
kennis
C
vaardigheid
Slide 15 - Quizvraag
Sven kan goed knopen leggen in een touw. Welk begrip past bij dit voorbeeld?
A
houding
B
kennis
C
vaardigheid
Slide 16 - Quizvraag
Gijs vindt het leuk om brood te bakken. Zijn houding tegenover broodbakken is positief. Is deze uitspraak juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Julia werkt in een drukke kledingwinkel. Ze moet hard werken. Ze houdt het overzicht en raakt niet in paniek. Wat is haar competentie?
A
besluitvaardigheid
B
klantgerichtheid
C
mensenkennis
D
stressbestendigheid
Slide 18 - Quizvraag
Hoe kun je erachter komen welke competenties jij bezit?
A
door op een lijst met competenties te kijken wat bij jou past
B
door een competentie-test op internet te maken
C
door feedback te vragen aan iemand die jou niet zo goed kent
D
door over je gevoelens na te denken
Slide 19 - Quizvraag
Is deze uitspraak juist of onjuist: Je zal nooit beter worden in je ontwikkelpunten
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Onderstaand zie je voorbeelden. Welke daarvan zijn ontwikkelpunten?
A
altijd op tijd komen voor een vergadering
B
je aan je gemaakte planning houden
C
moeite hebben met taken uit handen geven
D
niet goed genoeg voorbereiden voor een presentatie
Slide 21 - Quizvraag
Opdracht blz. 23
*
Slide 22 - Tekstslide
Doel gehaald?
Je weet nu welke competenties je belangrijk vindt en waar je nog aan moet werken.