HAVO3 short sentences

GOOD MORNING

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

GOOD MORNING

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

PLANNING
  1. LESSON AIM
  2. KAHOOT
  3. GRAMMAR INSTRUCTION
  4. PRACTICE 
  5. HOMEWORK


Slide 3 - Tekstslide

LESSON AIM
BY THE END OF THIS LESSON YOU WILL 
- know how to form short yes/no answers



Slide 4 - Tekstslide

Short yes/no answers

In het Engels is het heel onbeleefd om zomaar "ja" of "nee" te antwoorden als iemand je een vraag stelt.

Daarom herhalen we een deel van de vraag in ons antwoord.

Slide 5 - Tekstslide

In English, it's rude to just answer 'yes' or 'no' to a question.
A
True
B
False

Slide 6 - Quizvraag

How do you have to respond to be polite?

Slide 7 - Open vraag

Uitleg

In het Engels is het beleefd om een vraag niet alleen met ja/nee te antwoorden.


Na ja of nee gebruik je het werkwoord en het onderwerp uit de vraagzin in het antwoord.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden

Did she go to school yesterday? 
- Yes, she did.
- No, she didn't.


Could I borrow your pen?
- Yes, you can.
- No, you can't.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe vorm je een ja/nee antwoord?


1. Je begint met ja/nee.
2. herhaal het onderwerp uit de vraag.
3. herhaal het eerste werkwoord uit de vraag.


Slide 10 - Tekstslide

Let op!


*** Bij 'you' in een vraag gebruik je 'I' in het antwoord.

Are you interested in comic books?
- Yes, I am.
- No, I am not.


Slide 11 - Tekstslide

Let op!

*** Als het antwoord met 'NO' begint, dan zet je not achter het werkwoord.


Could he help me with my homework?
- Yes, he could.
- No, he couldn't.

Slide 12 - Tekstslide

In het kort

Een ja/nee antwoord in het Engels ziet er als volgt uit:
- Yes/No - onderwerp - werkwoord (+ not).


*Zie je 'you' in de vraag, dan gebruik je 'I' in jouw antwoord.
*Begint jouw antwoord met No, dan zet je not achter het werkwoord.

Slide 13 - Tekstslide

Do you like apples?


Yes, I do


No, I don't ( do not)



Is she singing a song?



Yes, she is


No, she isn't (is not)

Slide 14 - Tekstslide

Do you like pizza?

Yes, I do
No, I don't

Slide 15 - Tekstslide

Samenvatting

1.  Je start je antwoord met "yes" of "no"

2. Je kiest de juiste persoon (I, you, we, she, they etc)

3. Je herhaalt het eerste woord van de vraag

4. Als het antwoord "no" is, plak je daar nog n't (not) achter

Kijk maar eens naar de volgende video

Slide 16 - Tekstslide

Do you like pancakes
A
Yes, I like
B
Yes, I does
C
Yes, I do

Slide 17 - Quizvraag

Does your sister have a bike?
A
yes, she has
B
yes, she does
C
yes, she have

Slide 18 - Quizvraag

Do we go on holiday to Spain?
A
No, we go not
B
No, we do
C
No, we don't
D
No, we not go

Slide 19 - Quizvraag

Does my mother work in the garden?
A
Yes, she works
B
Yes, she dos
C
yes, she does
D
yes, she work

Slide 20 - Quizvraag

Does she like to go to school?
A
No, she does
B
No, she doesn't
C
No, she likes not
D
No, she not likes

Slide 21 - Quizvraag

Did you know I am leaving today? (Ja dat wist ik)

Slide 22 - Open vraag

Can you give me the answer?

Slide 23 - Open vraag

Geef antwoord:
Would you like to help me?
Yes, ....

Slide 24 - Open vraag

Maak af:
Does he know how to finish that task?
No, ...

Slide 25 - Open vraag

Would you be able to help me? .....

Slide 26 - Open vraag

Geef een antwoord op deze vraag:
Can you help me?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Practise
Ex 12 p.14 WB
Finished? 
Study words on quizlet or read a book from the cupboard. 

Slide 30 - Tekstslide

HOMEWORK
- STUDY WORDS G,H,I 
Don't forget: Keep studying your NGSL list of words. 

Slide 31 - Tekstslide

Uitleg

In het Engels is het beleefd om een vraag niet alleen met ja/nee te antwoorden.


Na ja of nee gebruik je het werkwoord en het onderwerp uit de vraagzin in het antwoord.

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeelden

Did she go to school yesterday? 
- Yes, she did.
- No, she didn't.


Could I borrow your pen?
- Yes, you can.
- No, you can't.

Slide 33 - Tekstslide

Hoe vorm je een ja/nee antwoord?


1. Je begint met ja/nee.
2. herhaal het onderwerp uit de vraag.
3. herhaal het eerste werkwoord uit de vraag.


Slide 34 - Tekstslide

Let op!


*** Bij 'you' in een vraag gebruik je 'I' of 'we' in je antwoord.

Are you interested in comic books?
- Yes, I am/we are. 
- No, I am not/ we aren't.

Kijk goed of je 'I' of 'we' moet gebruiken. Soms kunnen ze allebei.


Slide 35 - Tekstslide

Let op!

Zie je 'I' in de vraag, dan kun je ook met 'you' antwoorden.
Am I 14 years old?
Yes, you are.


Dit geldt ook voor 'we' in de vraag.
Are we at school tomorrow?
Yes, you are.

Slide 36 - Tekstslide

Let op!

*** Als het antwoord met 'NO' begint, dan zet je not achter het werkwoord.


Could he help me with my homework?
- Yes, he could.
- No, he couldn't.

Slide 37 - Tekstslide

In het kort

Een ja/nee antwoord in het Engels ziet er als volgt uit:
- Yes/No - onderwerp - werkwoord (+ not).


*Zie je 'you' in de vraag, dan gebruik je 'I' of 'we' in jouw antwoord.
*Zie je 'I' en 'We' in de vraag, dan gebruik je vaak 'you' in jouw antwoord.

Slide 38 - Tekstslide