Causaliteit - Examentraining - historische vaardigheden

Historische vaardigheden
1. Chronologie en kenmerkende aspecten
2. Causaliteit
3. Werken met bronnen 
4  Continuïteit en verandering
5. Standplaatsgebondenheid
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Historische vaardigheden
1. Chronologie en kenmerkende aspecten
2. Causaliteit
3. Werken met bronnen 
4  Continuïteit en verandering
5. Standplaatsgebondenheid

Slide 1 - Tekstslide

wat is causaliteit?

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
Je kunt onderscheid maken tussen directe en indirecte oorzaken en gevolgen. 
Je kan een onderscheid maken tussen politieke, economische en culturele oorzaken en gevolgen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Directe en indirecte oorzaken 
en gevolgen

Slide 5 - Tekstslide

Directe oorzaak
  • De oorzaak verklaart waarom iets gebeurd.
  • Een directe oorzaak leidt meteen tot een gebeurtenis.
  • Een directe oorzaak is altijd heel dichtbij een gebeurtenis. Hoe dichter bij de gebeurtenis, hoe directer de oorzaak.
  • Het meest directe gevolg noem je ook wel een aanleiding.

Slide 6 - Tekstslide

Indirecte oorzaak
  • De oorzaak verklaart waarom iets gebeurd.
  • Een indirecte oorzaak leidt met een tussenstap tot een gebeurtenis.
  • Er kunnen meerdere oorzaken zijn. 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht oorzaak, aanleiding en gevolg






Klassikale bespreking

Slide 8 - Tekstslide

Oorzaken WOII?
Aanleiding WOII?

Slide 9 - Tekstslide

Gevolgen
2A Gevolgen op de lange en de korte termijn
2B Directe en indirecte gevolgen
2C Bedoelde en onbedoelde gevolgen.

Slide 10 - Tekstslide

2A Gevolgen op de korte termijn en lange termijn
  • Gevolgen op de korte termijn vinden direct na de gebeurtenis plaats en zijn een korte tijd merkbaar.

  • Gevolgen op de lange termijn zijn pas later merkbaar, maar zijn ook voor lange duur!

  • Gevolgen ontdekkingsreizen:
    - Korte termijn: contact met andere culturen.
    - Lange termijn: In Suriname spreken ze NL. 

Slide 11 - Tekstslide

2B Directe en indirecte gevolgen

Slide 12 - Tekstslide

Direct gevolg

  • Een directe gevolg komt meteen voort uit een gebeurtenis.

BV
  • Gebeurtenis Duitsland valt Polen binnen.
  • Direct gevolg: De Tweede Wereldoorlog begint.

Slide 13 - Tekstslide

Indirect gevolg

  • Een indirecte oorzaak volgt met een tussenstap uit een gebeurtenis.
  • Er kunnen meerdere gevolgen zijn. 

Slide 14 - Tekstslide

Gebeurtenis:
Je krijgt een penalty
Direct gevolg:
Je maakt een goal

Indirect gevolg:
Je wint de wedstrijd

Slide 15 - Tekstslide

Gebeurtenis:
Crisis in Amerika
Direct gevolg:
Minder handel met Nederland

Indirect gevolg:
Werkloosheid stijgt in Nederland

Slide 16 - Tekstslide

Indirecte oorzaken
directe oorzaken
gebeurtenis
De trein reed niet. 
Er lag glas op de weg.
Er was een boom op het spoor gevallen.
Je had gisteren een feestje.
Je had een lekke band
Je had je verslapen.
Je bent te laat!

Slide 17 - Sleepvraag

Wat zijn de gevolgen van onderstaande
gebeurtenissen?
Verdrag van Versailles

Economische crisis in Duitsland

Hitler komt aan de macht

Slide 18 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen van onderstaande
gebeurtenissen?

Slide 19 - Tekstslide

Korte termijn gevolgen trans-Atlantische slavenhandel

  • ?
Lange termijn gevolgen trans-Atlantische slavenhandel.

  • ?

Slide 20 - Tekstslide

2C Bedoelde en onbedoelde gevolgen

Een bedoeld gevolg is dat wat er gebeurd na een gebeurtenis ook verwacht was. 

Een onbedoeld gevolg is als er iets gebeurt na een gebeurtenis wat totaal niet verwacht was. 

Slide 21 - Tekstslide

Het uitbreken van een wereldoorlog was voor Princip het bedoelde gevolg van de aanslag op de aartshertog
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Welke gebeurtenis was een bedoeld gevolg van de hervormingen van Gorbatsjov? (de andere zijn onbedoelde gevolgen)
A
Overal in Europa werden communistische machthebbers van hun troon gestoten.
B
De Verenigde Staten bleven als enige supermogendheid over.
C
De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie sloten een verdrag over vermindering van kernwapens.
D
De Sovjet-Unie viel uit elkaar.

Slide 23 - Quizvraag

Waar of niet waar

De splitsing van de kerk was een bedoeld gevolg van Luther en zijn 95 stellingen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een bedoeld gevolg van de Spaanse ontdekkingsreizen?


A
De massale sterfte onder de indianen.
B
Het overbrengen van miljoenen Afrikanen naar Amerika om daar als slaven te gaan werken.
C
De introductie van aardappelen in Europa.
D
Het verspreiden van het christendom.

Slide 25 - Quizvraag

In welke zin zijn oorzaak en gevolg juist gekoppeld?
A
Dat Hitler de oorlog verklarende aan de VS had tot gevolg dat Japan Pearl Harbor aanvoel.
B
De Blitzkrieg in West-Europa had tot gevolg dat de Duitse aanval op Groot- Brittannië mislukte.
C
De Hongerwinter was een oorzaak van de Februaristaking in 1941.
D
Het antisemitisme van de nazi´s had de Holocaust tot gevolg.

Slide 26 - Quizvraag

Oorzaak of gevolg van de machtsovername van Hitler in 1933?

1. Alle Duitsers moesten de Fuhrer gehoorzamen;
2. De armoede in Duitsland nam toe.
3. De werkloosheid in Duitsland groeide.
4. Nationaalsocialisten maakten van Duitsland een totalitaire staat.
A
1. gevolg, 2. oorzaak, 3. oorzaak, 4. gevolg
B
1. oorzaak, 2. oorzaak, 3. oorzaak, 4. gevolg
C
1. gevolg, 2. gevolg, 3. oorzaak, 4. gevolg
D
1. gevolg, 2. oorzaak, 3. gevolg, 4. oorzaak

Slide 27 - Quizvraag

Op 15 mei werd Nederland bezet door Duitsland.Wat was een gevolg op korte termijn?
A
Einde van de democratie.
B
Onderduik van mannen tussen de 18 en 45 jaar.
C
Wegvoeren van Joden naar Westerbork.
D
Afname van voedsel en brandstof.

Slide 28 - Quizvraag

Op 15 mei werd Nederland bezet door Duitsland.Wat was een gevolg op lange termijn?
A
Colleboratie NSB, ers.
B
Censuur op Nederlandse media.
C
Afname van voedsel en brandstof.
D
Einde parlementaire democratie

Slide 29 - Quizvraag

Is een oorzaak op korte termijn.
Iets dat je later pas merkt van een gebeurtenis. 
Is een incident dat iets in beweging zet.
Leidt tot een gebeurtenis, maar speelt wel al langere tijd. 
Volgt op korte termijn op een gebeurtenis. 
Aanleiding.
Directe oorzaak.
Indirecte oorzaak. 
Direct gevolg. 
Indirect gevolg. 

Slide 30 - Sleepvraag

Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.
Welk argument hoort bij deze mening?
A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Duitsland won de eerste wereldoorlog
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.

Slide 31 - Quizvraag

Welke bewering over de bron hiernaast is juist?
A
Hitler heeft de Vrede van Versailles gemaakt
B
De Vrede van Versailles is goed voor Duitsland
C
De Vrede van Versailles heeft de macht van Hitler vergroot
D
De Vrede van Versailles is niet door Duitsland ondertekend

Slide 32 - Quizvraag

Opdracht
Zoek in een examen naar vragen over causaliteit.
Zoek in de syllabus een paar gebeurtenissen en schrijf op welke oorzaken en welke gevolgen deze gebeurtenis had.

Slide 33 - Tekstslide

Gebeurtenissen Britse rijk
Verdrag van Allahabad 1765
De VS wordt onafhankelijk 1776
De slavernij wordt afgeschaft in het Britse rijk 1833
Factory act 1832
Reform Bill 1833
Grote opstand 1857
Oprichting INC in 1885

Slide 34 - Tekstslide

Gebeurtenissen NL
Marshallhulp 1948
Oliecrisis 1973

Slide 35 - Tekstslide

Gebeurtenissen Duitsland
1919 verdrag van Versailles
1919 spartacusopstand
1923 bezetting Ruhrgebied
1924 Dawesplan
1929 Beurskrach
1933 Hitler aan de macht
1938 Kristallnacht
1942 Wanssee conferentie

Slide 36 - Tekstslide