hv1n 01/11

Welkom hv1n!
Telefoon in de telefoontas? Ga lekker zitten en pak je spullen.

Wat heb je nodig?
  • leesboek
  • lesboek
  • schrift
  • pen


Spullen gepakt? 
Dan leg je je schrift open bij opdracht 7 en ga je lezen in je leesboek

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom hv1n!
Telefoon in de telefoontas? Ga lekker zitten en pak je spullen.

Wat heb je nodig?
  • leesboek
  • lesboek
  • schrift
  • pen


Spullen gepakt? 
Dan leg je je schrift open bij opdracht 7 en ga je lezen in je leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
- Eerste uur: 
  • Aan de slag met 'meer dan lezen
    Eerst opdracht bespreken, daarna uitleg en oefentoets maken.
Even rust
- Tweede uur:
  • Oefentoets bespreken
  • Tijd voor vragen

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van de les
  • Je leert de juiste leesstrategieën te gebruiken bij het lezen van een tekst.
  • Je leert het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst te bepalen.

                                           Dit is alle theorie die je moet weten voor de toets.

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk bespreken

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
1 Opdrachten voor school die je thuis moet maken en lesstof die je thuis moet leren.
2 Degene die het gedicht geschreven heeft (de dichter dus) en zijn broertje(s), zusje(s) en/of vriendje(s).
3 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Het ‘werk’ dat de moeder doet om uit het hoofd te leren wáár in huis alle spullen zijn; dat kun je zien aan de regels 2, 3 en 4 en aan de voorbeelden (van vragen en antwoorden) in de rest van het gedicht.
4 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Omdat hij zich niet kan voorstellen dat zijn moeder dat allemaal ‘gewoon’ weet.
5 Nee, als je kledingstukken wast en boodschappen doet, onthoud je (meestal) vanzelf wat je ermee doet en waar je ze neerzet/neerlegt.
6 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ja, dat maakt geen verschil. Vaders doen ook de was en de boodschappen.
Of: Nee, want er zijn vaders die nooit de was en de boodschappen doen.

Slide 5 - Tekstslide

Menu 1 
  • Je leert zelfstandig de theorie op
    p. 10, 12-13 en p. 18.
  • Maakt daarna zelfstandig de oefentoets
  • Kijkt de oefentoets zelfstandig na


Menu 3
  • Je luistert naar de uitleg
  • We maken gezamenlijk de oefentoets
Menu 2
  • Je luistert naar de uitleg
  • Maakt daarna zelfstandig de oefentoets
  • Kijkt de oefentoets zelfstandig na

Slide 6 - Tekstslide

Elke tekst gaat ergens over

Het onderwerp van de tekst is:

Datgene waar de tekst over gaat in één of een paar woorden.
Let op: het is nooit een zin!



oriënterend lezen
je bekijkt:

de titel, de tussenkopjes, illustraties, anders gedrukte woorden en je leest de eerste alinea

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

In het middenstuk krijg je de meeste informatie over het onderwerp van de tekst.



Slide 9 - Tekstslide

Stel je hebt een tekst met als onderwerp:

Films
deelonderwerpen:

actiefilms, griezelfilms, sciencefiction film

Slide 10 - Tekstslide

  • Om te bepalen wat de deelonderwerpen zijn, kun je het beste de eerste en laatste zin van elke alinea lezen.

  • Je weet dan namelijk welke kanten van het onderwerp worden besproken. 

  • Dit noemen we globaal lezen.

Slide 11 - Tekstslide

  • Als je alleen iets wilt opzoeken in de tekst, kun je ook zoekend lezen.

De lezer let dan op:

  • tussenkopjes
  • anders gedrukte woorden (vet, cursief, onderstreept)
  • opvallende tekens (bolletjes, nummers, sterretjes).




Slide 12 - Tekstslide

Oriënterend lezen
Globaal
lezen
Zoekend 
lezen
Je leest de eerste en laatste zinnen van elke alinea.
Je leest de eerste 
alinea.
Je let op opvallende tekens en tussenkopjes
Je kunt het onderwerp bepalen.
Je wilt de vertrektijd van de trein weten 
Je kunt de deelonderwerpen bepalen.

Slide 13 - Sleepvraag

Verschil tussen onderwerp en hoofdgedachte
  • Het onderwerp geeft in één woord of enkele woorden aan waar de tekst over gaat.
  • Het onderwerp is nooit een hele zin.
  • Je kunt het onderwerp vaak uit de titel halen.
  • Vaak wordt het onderwerp letterlijk herhaald in de tekst.

Slide 14 - Tekstslide

Verschil tussen onderwerp en hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte van een tekst geeft in één zin de belangrijkste informatie uit de tekst. 
  • Het is dus de kortst mogelijke samenvatting van de tekst. 
  • Je kunt de hoofdgedachte formuleren door antwoord te geven op de vraag: Wat zegt de schrijver over het onderwerp? 
  • Bij langere artikelen staat de hoofdgedachte meestal in het slot. 

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Je maakt de oefentoets in je schrift of op een los vel.
Hoe? 5 min. zelfstandig en stil. 
Na 5 min. mag je fluisterend overleggen.
Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, steek je hand op.
Tijd? 15 minuten.
Resultaat? Extra oefening voor de toets. 
Klaar? Dan maak je opdracht 8 en 9 op p. 21-22
                                                           

timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Tijd om naar de wc te gaan. 
Denk er aan dat je op tijd terug bent. 
timer
5:00

Slide 17 - Tekstslide

Oefentoets bespreken
  • 1 A oriënterend lezen
  • 2 C precies lezen
  • 3 C Je leest de tekst nauwkeurig van begin tot eind.
  • 4 a genegenheid 2 liefde; vriendschap - b gunsten 6 voorrechten; voordelen - c loyaliteit 5 trouw d manuscripten 3 met de hand geschreven teksten
  • 5 D redenen om cadeaus te geven
  • 6 kaarsen op een verjaardagstaart in één keer uitblazen en dan een wens doen
  • 7 A in de middeleeuwen
  • 8 D Dat weten we niet zeker.
  • 9 B In de loop der eeuwen zijn er allerlei redenen geweest om elkaar cadeaus te geven, zoals liefde, dank en trouw.
 


























Slide 18 - Tekstslide

Ben je klaar voor de toets?
Kan je nu: 
  • De juiste leesstrategieën gebruiken bij het lezen van een tekst?
  • Het onderwerp van een tekst bepalen?
  • De hoofdgedachte van een tekst bepalen? 


                                

Slide 19 - Tekstslide

Ter voorbereiding
  • Ik deel de teksten in Magister. 
  • Het is verstandig om deze vast te lezen. 

Tip van Flip:
Zoek woorden die je niet begrijpt op en zorg ervoor dat je de tekst precies leest. Je krijgt vragen over de teksten. 

Slide 20 - Tekstslide



We lezen:
Alaska

Slide 21 - Tekstslide