1 Opdrachten voor school die je thuis moet maken en lesstof die je thuis moet leren.
2 Degene die het gedicht geschreven heeft (de dichter dus) en zijn broertje(s), zusje(s) en/of vriendje(s).
3 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Het ‘werk’ dat de moeder doet om uit het hoofd te leren wáár in huis alle spullen zijn; dat kun je zien aan de regels 2, 3 en 4 en aan de voorbeelden (van vragen en antwoorden) in de rest van het gedicht.
4 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Omdat hij zich niet kan voorstellen dat zijn moeder dat allemaal ‘gewoon’ weet.
5 Nee, als je kledingstukken wast en boodschappen doet, onthoud je (meestal) vanzelf wat je ermee doet en waar je ze neerzet/neerlegt.
6 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ja, dat maakt geen verschil. Vaders doen ook de was en de boodschappen.
Of: Nee, want er zijn vaders die nooit de was en de boodschappen doen.