H4.4 bespreking + start 4.5

H4 beweging
4.4 + 4.5
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H4 beweging
4.4 + 4.5

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Bespreking huiswerk 39, 40, 42, en 43
  • In groepen opgave 44 maken
  • Vragen over 4.4
  • Start 4.5 

Slide 2 - Tekstslide

Opgave 39a
Een snelheid, tijd diagram heet afgekort een v,t-diagram. 
a) Geef aan wat de de letters v,t betekenen. 

Antwoord:  v betekent snelheid (komt van velocity) en t betekent tijd

Slide 3 - Tekstslide

Opgave 39b

Slide 4 - Tekstslide

Opgave 39c
Leg uit of je bij deze grafiek een versnelling, vertraging of een eenparige beweging hebt. 

Antwoord: In de grafiek is er sprake van een vertraging. De grafiek wordt steeds minder steil.

Slide 5 - Tekstslide

Opgave 40
Geef aan of de volgende beweringen juist of onjuist zijn. 
a juist
b Onjuist, aan het einde bij C (op t = 30 s) staat hij even stil.
c juist
d juist
e Onjuist, de snelheid bij F is groter dan bij B, dus zal de auto bij F een grotere afstand afleggen.

Slide 6 - Tekstslide

Opgave 42a
Brechtje doet aan motorcross. Hieronder zie je de grafiek van haar motor die optrekt. 
A) Leg uit hoe je kunt zien dat dit een v,t diagram is.

Antwoord: Bij de horizontale as staat de tijd in s en bij de verticale as staat de snelheid in km/h.

Slide 7 - Tekstslide

Opgave 42b
Beschrijf de beweging. Gebruik de woorden versnellen en eenparige beweging. 
Antwoord: Op t = 0 s staat zij stil en begint zij te versnellen. Deze versnelling wordt steeds kleiner.
Op t = 38 s heeft  Brechtje haar maximale snelheid bereikt en beweegt zij eenparig verder.
Ze vertraagt niet.

Slide 8 - Tekstslide

Opgave 42c
Lees af vanaf welk tijdstip de snelheid constant is. 

Antwoord: t= 38 s

Slide 9 - Tekstslide

Opgave 42d
Bepaal de grootte van die constante snelheid. 

Antwoord: De constante snelheid is 124 km/h.

Slide 10 - Tekstslide

Opgave 43
Een wielrenner rijdt met een constante snelheid van 40 km/h. Na 3,5 s remt hij eenparig af tot hij 2,0 s later stilstaat. 
a) bereken de beginsnelheid van de wielrenner in m/s. 

Antwoord: v = 40 km/h : 3,6 = 11,11 m/s

Slide 11 - Tekstslide

Opgave 43b
Teken een v,t diagram van deze beweging. 

Slide 12 - Tekstslide

Opgave 43c
Bepaal de afstand die de wielrenner is totaal aflegt.
Antwoord: De afstand die hij aflegt is gelijk aan de oppervlakte onder de grafiek.
De oppervlakte van deel I: 11,11 × 3,5 = 38,88 m
De oppervlakte van deel II: 11,11 × 2 × ½ = 11,11 m
De totale oppervlakte = 38,88 + 11,11 = 50 m.

Slide 13 - Tekstslide

In groepen: Opgave 44
Angelica is wedstrijdloopster en start vanuit stilstand. Na 2,0s bereikt ze haar topsnelheid van 8,7 m/s. Die topsnelheid kan ze niet vasthouden. Ze vertraagd eenparig tot ze uiteindelijk op t=5,0 s een snelheid van 7,9 m/s heeft. 
timer
6:00

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Start 4.5 
4.5 Remmen 

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Wat een rol speelt bij het op tijd tot stilstand komen.  

Slide 17 - Tekstslide

Reactietijd
Reactietijd = de tijd die het kost om te reageren. +/- 1 seconde. 

Hangt af van: 
  • Moeheid
  • Alcohol
  • Medicijnen of drugs

Slide 18 - Tekstslide

Reactie afstand
Reactie afstand:  De afstand die je aflegt vanaf het moment dat je iets waarneemt en dan reageert. 

Reactieafstand berekenen: 
s(reactie) = v(begin) x t(reactie) 

Slide 19 - Tekstslide

Remweg
Remweg = de afstand die je aflegt tijdens het remmen 

De remweg hangt af van je begin snelheid en je vertraging. 
De vertraging hangt af van: 
  • De massa
  • De remkracht
  • De grip van de banden op het wegdek


Slide 20 - Tekstslide

Remweg en beginsnelheid


Als de snelheid n keer zo groot wordt, wordt de remweg
n2 keer zo lang

Slide 21 - Tekstslide

Remweg onder de grafiek

Slide 22 - Tekstslide

Remweg met formule
s(rem) = 1/2* v(begin) * t(rem)

s= afstand in meter
v= snelheid in m/s
t= tijd in s

Slide 23 - Tekstslide

Stopafstand
Stopafstand= de totale afstand van het reageren en remmen samen.
formule: s(stop) = s(reactie) + s(rem) 

Slide 24 - Tekstslide

Oefening
Een persoon rijdt 100 km/h. Hij zit verder op de weg een auto stil staan. De persoon ziet de auto en heeft een reactie tijd van 1,2 seconden. Bereken zijn stopafstand met behulp van de grafiek. 


Slide 25 - Tekstslide