valkuilen

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Programma
Stukje theorie uit 18.3 bespreken
Evalueren van het vak
Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel: 
De student kent de verschillende valkuilen bij gespreksmodellen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Neem even 10 minuten de tijd om de theorie te lezen van 18.3 uit het boek.

Slide 7 - Tekstslide

Valkuilen in gesprekken
Gesprekken voeren is meer dan alleen de juiste opbouw hanteren, goede vragen stellen en luisteren, doorvragen en samenvatten.

Het is ook nodig om te weten wat je niet moet doen, wat de valkuilen zijn en jouw eigen rol daarin. Je moet dus ook kunnen reflecteren op jouw eigen handelen.

Slide 8 - Tekstslide

Halo effect - Horn effect
Voorbeeld: solliciteren
Zelfs het uiterlijk van een persoon heeft een zekere invloed op hoe wij hem of haar inschatten als persoon, maar dus ook of wij hen zien als geschikte sollicitant. Wanneer deze cognitieve invulling in positieve zin uitvalt, noemen we dit het halo-effect. Ons beeld over deze persoon is rooskleuriger dan eigenlijk het geval is. Het tegenovergestelde van het halo-effect noemen we het horn-effect.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Wat bedoelen we met het halo-effect?
A
Als één positief element overheerst in een personeelsgesprek.
B
Als één negatief element overheerst in een personeelsgesprek.

Slide 11 - Quizvraag

Een medewerker van de broodafdeling is heel erg klantvriendelijk. Ze wordt daardoor ook op alle andere
competenties goed beoordeeld. Van welke beoordelingsfout is hier sprake
timer
0:20
A
Vooroordelen
B
Horn effect
C
Gemiddelde score
D
Halo effect

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Stereotype

Slide 16 - Woordweb

Slide 17 - Tekstslide

Wat is tijdens een observatie belangrijk?
A
Objectief waarnemen; waarnemen zonder oordeel, gevoel of betekenis. Feiten benoemen.
B
Objectief waarnemen; waarnemen van dingen en mensen vanuit je eigen persoon.
C
Subjectief waarnemen; waarnemen zonder oordeel, gevoel of betekenis. Hij benoemt feiten.
D
Subjectief waarnemen; waarnemen van dingen en mensen met je eigen interpretatie

Slide 18 - Quizvraag

Waar let je op bij het
waarnemen van anderen?

Slide 19 - Woordweb

Stereotypes en vooroordelen

Slide 20 - Tekstslide

Hoe worden vooroordelen gevormd?
A
Opvoeding
B
Ervaringen

Slide 21 - Quizvraag

Vooroordelen, interesses kunnen invloed hebben op je observatie. Hoe noemen we dit?
A
Subjectief waarnemen
B
objectief waarnemen
C
Projectie
D
Halo- en horn effect

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

In je eigen woorden weergeven wat iemand anders gezegd of geschreven heeft noemen we
A
papegaaien
B
hardop reflecteren
C
parafraseren
D
samenvatten

Slide 24 - Quizvraag

Attributie

De manier waarop mensen verklaringen zoeken voor succes of falen.

Externe attributie
Bij externe attributie schrijft iemand het succes of falen toe aan iets buiten de eigen invloed. Diegene zegt eigenlijk: ik kon er niets aan doen.

Interne attributie
Bij interne attributie schrijft iemand het succes of falen toe aan iets wat binnen de eigen invloed ligt. Diegene zegt eigenlijk: dit is mijn eigen prestati
e!

Slide 25 - Tekstslide

Lieke niest en besmet Billy met corona. Lieke voelt zich schuldig... ze weet dat ze beter een mondmasker had gedragen.
Massimo verliest steeds met tafeltennis. 'Slechte balletjes', zegt hij.
Interne attributie
Externe attributie

Slide 26 - Sleepvraag

Heb jij nog vragen over de theorietoets?
De toets vindt plaats volgens je lesrooster. Dus zelfde dag en tijd wanneer je les hebt. 

Slide 27 - Tekstslide

Wat vond je van de workshop communicatie gesprekstechnieken 1
TIPS/TOPS

Slide 28 - Open vraag

Denk aan het op tijd inleveren van de samenvatting!

Slide 29 - Tekstslide