Het naamwoordelijk gezegde
Bestaat uit een werkwoord en een naamwoordelijk deel.
zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken, dunken en voorkomen.
Het werd een groot succes. → werd een groot succes
De juf schijnt leuk te zijn. → schijnt leuk te zijn
https://www.youtube.com/watch?v=fv94WnSAyBg