2.1 Slaven op de plantages

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

2.1 Slaven op de plantages

Tijdvak 7: Pruiken & Revoluties

Lesdoel:

- Hoe ontstond de slavenhandel en waarom kwam daar verzet tegen?

De WIC (1621)

• Doel: handelsmonopolie en kaapvaart (oorlog tegen Spanje)

• De WIC handelde in slaven en suiker
  

• De WIC had gebieden in West-Afrika, de Nederlandse Antillen en Suriname in handen.

Handel in mensen

18e eeuw: slavernij normaal

twee stammen in oorlog: overwinnaar neemt de verliezers als slaaf.

Eu kocht deze slaven met textiel, gereedschap en geweren:

- met wapens kon een Afrikaans vorst de volgende stamoorlog winnen:

- Eu verzekert van slaven.

- Eu vervoert in tweehonderd jaar 11 miljoen slaven, Nederland 500.000 

Plantages en slavernij

- Curaçao: geen goede landbouwgrond, plek om slaven door te verkopen.

- 1667 Suriname: kolonie van NL. Grond vruchtbaar: plantages aangelegd. 

Verbouwen van suiker, koffie, cacao, tabak en katoen

Plantages en kolonialisme in Amerika

Plantages

• Grote landbouwbedrijven, waar maar 1 product wordt verbouwd
• Door uitbreiding van plantages werd oorspronkelijke indiaanse bevolking teruggedrongen
• op plantages werkten slaven uit Afrika

kolonialisme: als een land heerst over een buitenlands grondgebied om er geld te verdienen

Handel in mensen

"No person who examines and reflects, can avoid seeing that there is but one race of people on the earth, who differ from each other only according to the soil and the climate in which they live."

John Stedman 1772

Abolitionisme

1789 Fr volk: vrijheid en gelijkheid:

gevolg: andere EU anders denken over slavernij. Alle mensen gelijk, slavernij paste ook niet bij Chr.

Eng: Vereniging tegen slavernij: Abolitionisme

(eng: afschaffing).

1806 Eng verbood slavenhandel.

1833 In alle koloniën van Eng verboden

1863 NL

1865 de VS

Huiswerk

Maken alle opdracht van paragraaf 2.1

blz 35 t/m 37. 

Klaar? Laten zien en daarna nakijken

Dan mag je een woordspin maken over 2.1 of alvast beginnen aan 2.2 

Wat weet of ken je al ?

Wat ken je nog niet?