Dorpskrant: puntjes op de i


Nederlands
De Dorpskrant-criteria - Steunles Nederlands havo
Creatief schrijven & Spelling

  
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Nederlands
De Dorpskrant-criteria - Steunles Nederlands havo
Creatief schrijven & Spelling

  

Slide 1 - Tekstslide

Periode 2
In periode 2:
Maken we een dorpskrant - 2x - schrijven - week 4 (eind januari)
Lezen we Geest - 2x - fictietoets- week 10 (begin maart)

Slide 2 - Tekstslide

Planning Dorpskrant
  • Schrijven artikelen week 4 (20-24 januari)
  • Lessen specifieke spelling
  • Gezamenlijk cijfer. Tenzij...
  • Maak aantekeningen in je werkboek. Opdrachtenboek mag mee! Je mag niet op ChatGPT.

Slide 3 - Tekstslide

Beoordeling
-verschillende tekstdoelen met duidelijke opbouw
-passende, nieuwsgierig makende koppen
-dorpsbewoners spelen een rol
-beeldspraak en stijlfiguren
-spellingsregels specifiek (LessonUp)
-spelling algemeen (let op ww-spelling)
-verzorging uiterlijk krant
-taalverzorging 

Slide 4 - Tekstslide

Inleiding

  • Ieder dorp heeft zijn bewoners. 
  • Die maken van alles mee.

Slide 5 - Tekstslide

Inleiding
  • Ook heeft ieder dorp zijn eigen dorpskrant. 
  • Een krant waarin alles wat er in het dorp gebeurt, wordt beschreven. 

  • Bijvoorbeeld de geboorte van de zoon van de slager of de aankondiging van het huwelijk van de bakker en zijn vrouw, een presentatie van de nieuwste Iphone of een concert van een lokale boyband. Kortom, alles wat de dorpsbewoners, nieuwsgierig als ze zijn, over hun medebewoners en hun dorp willen weten!

Slide 6 - Tekstslide

De opdracht
  • Je maakt een dorpskrant. 
  • Je bedenkt een naam voor het dorp, voor de dorpskrant en voor de bewoners die er wonen. Je bedenkt ook welke beroepen de bewoners uitoefenen. De dorpsbewoners maken van alles mee en daarvan doe jij verslag in de dorpskrant! 

  • De krant wordt gemaakt op knutselpapier. De berichten met de hand geschreven.
  • Je mag alleen tijdens de lessen werken aan de dorpskrant, niet thuis.
  • De krant wordt gemaakt in tweetallen

Slide 7 - Tekstslide

Criteria teksten

• De krant bevat de 5 verschillende tekstdoelen.
• De krant bevat dus ook verschillende tekstvormen. Bijvoorbeeld: nieuwsbericht, reclame, gedicht, strip, horoscoop, ingezonden brief. 
• De bewoners, hun beroepen en hetgeen ze meemaken komen in de teksten voor.
• De teksten zijn zelf geschreven (ieder schrijft 4 teksten).


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Criteria teksten

• De berichten hebben een duidelijke opbouw, die past bij de tekstsoort (inleiding, kern, slot).
• De alinea-indeling in de teksten is duidelijk zichtbaar.
• De berichten hebben functionele, nieuwsgierig makende titels (en tussenkopjes).

Slide 10 - Tekstslide

Criteria taalverzorging

  • Denk aan alle leestekens (komma's en punten). Ze staan op de juiste plaatsen in de tekst.  
  • Denk aan de opbouw van de zinnen; klopt de volgorde van de woorden?
  • Je maakt geen schrijffouten (dus niet krassen en doorhalen)

Slide 11 - Tekstslide

Criteria spelling specifiek
  • Verwerk in de krant:

  • 4 verschillende regels voor hoofdletters
  • 4 verwijzingen
  • 4 samenstellingen
  • 4 samentrekkingen 

  • De woorden hiervoor bepaal je zelf. Je onderstreept of highlight ze in de krant. 

Slide 12 - Tekstslide

Welke samenstellingen ken je of ga je gebruiken in jullie krant?

Slide 13 - Open vraag

Welke samentrekkingen ken je of ga je gebruiken in jullie krant?

Slide 14 - Open vraag

Welke verwijzingen ken je en ga je verwerken in jullie krant?

Slide 15 - Open vraag

Welke regels van de hoofdletters ga je verwerken in jullie krant?

Slide 16 - Open vraag

Criteria creatief taalgebruik
  • Verwerk in elke tekst 1 stijlfiguur / 1 vorm van beeldspraak (minimaal 3 verschillende stijlfiguren / vormen van beeldspraak)

  • Stijlfiguren: herhaling, opsomming, tegenstelling, paradox, eufemisme, overdrijving, understatement, ironie, sarcasme.

  • Beeldspraak: vergelijking met/zonder als, metafoor, personificatie, metonymia

Slide 17 - Tekstslide

Welke stijlfiguren of vormen van beeldspraak ga je verwerken in de krant? Noem er minimaal 2.

Slide 18 - Open vraag

Criteria creatief taalgebruik
  • Je gebruikt originele koppen die nieuwsgierig maken.
  • Je gebruikt tussenkopjes.

Slide 19 - Tekstslide

Criteria overig

  • De dorpskrant ziet er netjes, origineel en verzorgd uit. 
  • De krant is creatief en aantrekkelijk.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht
  • Maak tweetallen.

  • Bedenk een naam voor je dorp

  • Bedenk de naam van je dorpskrant

  • Bedenk minimaal 15 namen en beroepen van meerdere bewoners. Verzin bewoners in verschillende leeftijdscategorieën, dus van jonge bewoners tot héééél oud.

Slide 21 - Tekstslide

VOORKANT

Denk aan de rubrieken!

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
Ga naar jullie krant.
Zoek de tekst op die je eerder hebt geschreven.
Verbeter deze met behulp van de checklist op de volgende slides.

Slide 25 - Tekstslide

Interpunctie: begin en eind van de zin

Begint iedere zin met een hoofdletter?
Eindigt iedere zin met een punt, vraagteken of uitroepteken?
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 26 - Quizvraag

Interpunctie in de zin

Staan er komma's in de zinnen?
Tussen 2 persoonsvormen en voor voegwoorden (omdat, zodat, daardoor, etc)?
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 27 - Quizvraag

Spelling

Zijn alle (werk)woorden goed gespeld?
Zijn tikfouten verbeterd?
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 28 - Quizvraag

Zinsbouw

Klopt de woordvolgorde van de zinnen?

A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 29 - Quizvraag

Alinea's

Bestaat je tekst uit alinea's?
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 30 - Quizvraag

Titel en tussenkopjes

Heeft je tekst een titel (en tussenkopjes) die nieuwsgierig maken?
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 31 - Quizvraag

Titel en tussenkopjes

Heeft je tekst een titel (en tussenkopjes) die nieuwsgierig maken?
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 32 - Quizvraag

Creatief taalgebruik

Zit er een vorm van beeldspraak of een stijlfiguur in je tekst?
A
Ja? --> check en onderstreep!
B
Nee? --> voeg toe en onderstreep!

Slide 33 - Quizvraag

Creatief taalgebruik

De zelfbedachte bewoner komt in de tekst voor en maakt wat mee. Hierin komt je fantasie duidelijk naar voren.
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> voeg toe!
C
Een beetje --> voeg nog meer toe!

Slide 34 - Quizvraag

Spellingsregels
We hebben 12 woorden gespeld en opgenomen (4x samentrekking, 4x samenstelling, 4x verwijzing).
A
Ja, bijna allemaal
B
Nog een paar!
C
Nog helemaal niet
D
Wat betekent dit?

Slide 35 - Quizvraag

Aan de slag!
Ga nu verder schrijven aan een artikel voor jullie krant.

Stel vragen aan de docent. Pak je kans!

EINDE LES

Slide 36 - Tekstslide