V4 - Thema 5: Ecologie - BS3: Populaties

Basisstof 3: populaties
V4
Thema 5
Ecologie
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Basisstof 3: populaties
V4
Thema 5
Ecologie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt verschillende vormen van concurrentie en coöperatie onderschrijven;
  • Je kunt voorbeelden van concurrentie en coöperatie in een ecosysteem herkennen en beschrijven;
  • Je kunt uitleggen waar populatiegrootte en populatiedichtheid van afhankelijk is
  • Je kunt schommelingen in populatiedichtheid verklaren en beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Geef de definitie van het begrip soort

Slide 3 - Open vraag

Hoe zat het ook alweer?
Geef de definitie van het begrip populatie

Slide 4 - Open vraag

Wat weet je nu al over symbiose?

Slide 5 - Woordweb

Concurrentie (competitie)
- voedsel, licht, territorium,.. 
- meestal tov soortgenoten: survival of the fittest
- minder tussen verschillende soorten: andere niche (rol)


Slide 6 - Tekstslide

Cooperatie (samenwerking)
BINNEN POPULATIE: intraspecifiek
- balts en paring 
            bv paartje zoekt samen eten 
- groepen 
            bv school haringen, zwerm spreeuwen, mierennest
TUSSEN SOORTEN: interspecifiek
Symbiose: langdurig samenleven van organismen van verschillende soorten
1. MUTUALISME
2. COMMENSALISME 
3. PARASITISME

Slide 7 - Tekstslide

Symbiose

Slide 8 - Tekstslide

Beide soorten 
voordeel

Slide 9 - Tekstslide

ene soort 
voordeel
andere soort
neutraal

Slide 10 - Tekstslide

ene soort
voordeel
(parasiet)
andere soort
nadeel (gastheer)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Bekijk het voedselweb hiernaast. Leg aan de hand van een voorbeeld uit dat er tussen sommige soorten sprake is van concurrentie

Slide 13 - Open vraag

Sleep de afbeeldingen naar de bijbehorende omschrijving
Intra- en interspecifieke concurrentie
Kijk naar de term!
Met specifiek wordt in dit geval bedoeld: de soort.
intra = in 
inter = tussen
Wat betekent intraspecifiek en interspecifiek?
intraspecifieke concurrentie
interspecifieke concurrentie

Slide 14 - Sleepvraag

Van welke vorm van symbiose is hier sprake?
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 15 - Quizvraag

Omschrijf het voordeel voor de bij.
Omschrijf het voordeel voor de plant.

Slide 16 - Open vraag

Van welke vorm van symbiose is hier sprake?
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 17 - Quizvraag

Van welke vorm van symbiose is hier sprake?
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 18 - Quizvraag

In de afbeelding hiernaast is sprake van epifytisme.

Dit is een vorm van....
Een epifyt is een plant die op een andere (grotere plant) leeft. Hierbij onttrekt de epifyt geen voedingsstoffen aan de gastheerplant
A
mutualisme
B
commensalisme
C
parasitisme

Slide 19 - Quizvraag

Wat weet je nu over symbiose?

Slide 20 - Woordweb

Slide 21 - Video

Populatiedichtheid
= gem # individuen per oppervlakte(land)/volume eenheid (water)

-> te hoog: concurrentie, uitputting voorraden
-> te laag: weinig voortplanting 

3 verspreidingspatronen: 


Slide 22 - Tekstslide

Dichtheidsafhankelijke factoren
- voedselrelaties
- parasitisme
- ziekte
-concurrentie

NEGATIEVE TERUGKOPPELING: 
grotere populatie = factoren die pop doen afnemen meer invloed
kleinere populatie = factoren die pop doen toenemen meer invloed

Slide 23 - Tekstslide

Dichtheidsafhankelijke factoren
Biologisch evenwicht tgv zelfregulatie

Slide 24 - Tekstslide

Dichtheidsonafhankelijke factoren
Tgv klimaat 

Bv: strenge winter, overstroming, 
bosbrand,.. 
-> terugval in populatiedichtheid

Slide 25 - Tekstslide

3 parameters die de populatiegrootte veranderen: 
Geboorte, sterfte en migratie
1. Geboortecijfer: hoeveel organismen er per tijdseenheid door voortplanting ontstaan 
        -> #jongen/jaar/1000 organismen
2. Sterftecijfer: hoeveel organismen er per tijdseenheid sterven
        -> #sterfgevallen/jaar/1000 organismen
3. Migratie: verplaatsing/verhuizing  
        -> immigratie: binnentrekken in populatie
        -> emigratie: wegtrekken 

Slide 26 - Tekstslide

Populatiegroei: uitheemse vs inheemse soorten
Inheems: komen van nature in een gebied voor
Uitheems: binnengedrongen vanuit een ander gebied 

Exoten = organisme doe als gevolg van menselijk handelen terechtkomen in een leefgebied waarin ze oorspronkelijk niet thuishoren

-> invasieve exoot: exoot voelt zich prima thuis in zijn nieuwe omgeving. 
Ze kunnen zich vestigen in onze natuur, zich snel vermeerderen 
en schadelijk zijn voor inheemse soorten.

Slide 27 - Tekstslide

Populatiegroei curves
S-vormige curve: laag geboortecijfer.                     J-vormige curve: hoog geboortecijfer

Slide 28 - Tekstslide

J-vormige curve: hoog geboortecijfer
- exponentieel 
- initieel: veel voorraden, gunstige situatie 
- na een tijd: voorraden opgebruikt, DRAAGKRACHT bereikt 
(max populatie grootte die een ecosysteem kan dragen)
-> TERUGVAL



bv: te veel rupsen  eten alle bladeren

Slide 29 - Tekstslide

S-vormige curve: laag geboortecijfer
Initieel: exponentieel in nieuw gebied
Na een tijd: 
voedselrelaties, parasitisme, ziekte, concurrentie remmen groei af
(dichtheidsafh factoren)

-> biologisch evenwicht thv draagkracht

Slide 30 - Tekstslide

Geef de definitie van het begrip populatiedichtheid.

Slide 31 - Open vraag

De populatiedichtheid is onderheving aan terugkoppeling.
Sleep de invloeden naar de juiste plek in het terugkoppelings-schema
afname van predatie
afname van voedselbeschikbaarheid
toename van concurrentie
toename van draagkracht van het ecosysteem

Slide 32 - Sleepvraag

Factoren die van invloed zijn op de populatiedichtheid kunnen op hun beurt weer van de populatiedichtheid afhankelijk zijn (en daardoor de populatiedichtheid regelen).
Sleep de factoren naar de juiste categorie.
dichtheidsafhankelijke factoren
dichtheidsonafhankelijke factoren
ziekte
sneeuwval
concurrentie
overstroming
parasitisme
temperatuur
voedselrelaties

Slide 33 - Sleepvraag

De populatiegrootte is afhankelijk van een aantal factoren. 
Sleep de termen naar de juiste plaats in het schema.
populatiegrootte
immigratie
sterftecijfer
geboortecijfer
emigratie

Slide 34 - Sleepvraag

Leg uit wat een exoot is.

Slide 35 - Open vraag

In een jong ecosysteem zijn nog veel niches vrij. Soort X vestigt zich in een jong ecosysteem in een vrije niche. Er is geen sprake van concurrentie, predatie en ziektes.

Volgens welke curve zal deze groei van deze soort waarschijnlijk verlopen?
A
B

Slide 36 - Quizvraag

Bekijk het diagram

In dit ecosysteem lijkt er sprake te zijn van een dynamisch evenwicht tussen een predator en zijn prooi

Bestudeer het diagram en beantwoord de vragen op de volgende slides

Slide 37 - Tekstslide

Geef een verklaring voor het feit dat populatiedichtheid vossen in het jaar 1974 stijgt.

Slide 38 - Open vraag

Geef een verklaring voor het feit dat populatiedichtheid konijnen in het jaar 1974 daalt.

Slide 39 - Open vraag

In een predator-prooi evenwichtsdiagram is de piek van de predatordichtheid in de tijd altijd later dan de piek van de prooidichtheid.
Leg dit uit.

Slide 40 - Open vraag

Huiswerk
Je maakt het volgende werk:
  1. Maak deze lessonup af,
  2. Maak een begrippenlijst  door alle begrippen in basisstof 5.3 te voorzien van uitleg. Doe dit digitaal of op papier,
  3. Maak uit basisstof 3 de volgende opdrachten: 12, 16, 17 en 18

Het werk wordt ook in magister gezet.

Slide 41 - Tekstslide