BS 2, 3: Het ademhalingsstelsel en ademhalen

Wat gaan we doen
Korte herhaling BS 1
Practicum
Uitleg BS 2 en 3

Tijd over: Huiswerk & Poster opdracht
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen
Korte herhaling BS 1
Practicum
Uitleg BS 2 en 3

Tijd over: Huiswerk & Poster opdracht

Slide 1 - Tekstslide

BS 1
1.1.1 Je weet dat voor verbranding zuurstof nodig is en dat koolstofdioxide ontstaat.
1.1.2 Je kunt het verband beschrijven tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning.

Slide 2 - Tekstslide

EEN INDICATOR
Bij een brandende kaars ontstaan water en koolstofdioxide. Koolstofdioxide kun je aantonen met helder kalkwater. Helder kalkwater wordt troebel als er koolstofdioxide bij komt. Een indicator is een stof waarmee je een andere stof aantoont. Helder kalkwater is een indicator voor koolstofdioxide.

Slide 3 - Tekstslide

indicator
een indicator is een stof die een andere stof aantoont.
Blz. 64
Practicum 3:
"Koolstofdioxide aantonen + koolstofdioxide bij een brandende kaars"

Slide 4 - Tekstslide

K3
Stappen van onderzoek:
- onderzoeksvraag
- hypothese
-werkwijze
- resultaten
- conclusie
- discussie


Slide 5 - Tekstslide

Dus; de werkwijze bij het doen van een onderzoek:

1. Wat wil ik onderzoeken? (probleemstelling)

2. Wat veronderstel ik? (hypothese)

3. Wat heb ik nodig? (benodigdheden)

4. Wat ga ik doen? (experiment)

5. Wat neem ik waar? (resultaten)

6. Welke conclusie kan ik trekken? (conclusie)

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 5: Koolstofdioxide bij een brandende kaars
Wat ga je doen?
In dit practicum ga je aantonen dat bij 
een brandende kaars  koolstofdioxide ontstaat.
Wat heb je nodig?
• een jampotje met deksel
• een stompje kaars
• helder kalkwater
• lucifers



Wat moet je doen?
• Zet de kaars in de jampot (zie afbeelding 3).
• Giet een laagje helder kalkwater in de jampot.
• Steek de kaars aan.
• Doe het deksel op de jampot. Wacht tot de vlam uitgaat.
• Schud het jampotje voorzichtig.


Beantwoord de vragen die bij het practicum staan

Slide 7 - Tekstslide

BS 2 : Het ademhalingsstelsel  

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen 
1.2.3 Je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen.
1.2.4 Je kunt de kenmerken en functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen.

Voor verbranding in je lichaam is zuurstof nodig. Zuurstof neem je op uit de lucht met je longen. Ook je neus en het middenrif horen bij het ademhalingsstelsel.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Ademhalingsstelsel

Slide 11 - Tekstslide

Borstholte 
boven het middenrif

Buikholte 
onder het middenrif

Middenrif
stevig, gespierd vlies dat tussen de borstholte en de buikholte zit.  

Slide 12 - Tekstslide

Neusholte

Slide 13 - Tekstslide

Neusholte

Slide 14 - Tekstslide

Keelholte/strottenhoofd
  • De lucht gaat vervolgens langs de keelholte.
  • Via de keelholte kan ook eten binnenkomen.
  • De huig en het strotklepje zorgen er voor dat je je niet verslikt.

Slide 15 - Tekstslide

Lucht zuiveren
Ook je reukzintuig zit bovenin de neusholte.

Deze waarschuwt je bijvoorbeeld voor stinkende gassen die giftig of schadelijk kunnen zijn. 

Inademen door je mond is minder gezond. Waarom?

Slide 16 - Tekstslide

Luchtpijp en longen
- Kraakbeen ringen in de luchtpijp en wand van de bronchiën
- Longblaasjes nemen zuurstof op en geven koolstofdioxide af
- Slijmvlies wand

Slide 17 - Tekstslide

Korte samenvatting in eigen woorden
1.2.3 Je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen.
1.2.4 Je kunt de kenmerken en functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen.

Slide 18 - Tekstslide

BS 3: Ademhalen
Gaswisseling

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen
1.3.5 Je kunt de werking van de longblaasjes beschrijven.
1.3.6 Je kunt de verschillen noemen tussen ingeademde lucht en uitgeademde lucht.
1.3.7 Je kunt beschrijven hoe een inademing en een uitademing tot stand komen.

Door in en uit te ademen komt er steeds verse lucht in je longen. Je kunt op twee manieren in- en uitademen: via de borst of via de buik.

Slide 20 - Tekstslide

Rondom de longblaasjes zitten de longhaarvaten
  • Rondom de longblaasjes zitten longhaarvaten.
Rondom de longblaasjes zitten de longhaarvaten
Gaswisseling: opname zuurstof en afgifte koolstofdioxide

Slide 21 - Tekstslide

De longblaasjes en longhaarvaten

Slide 22 - Tekstslide

Zuurstof en koolstofdioxide
Bij verbranding worden een brandstof en zuurstof omgezet in water, koolstofdioxide en energie:
brandstof + zuurstof → water + koolstofdioxide + energie

Slide 23 - Tekstslide

Ademhalingsspieren
Bij de ademhaling gebruik je de ademhalingsspieren
  • middenrif
  • buikspieren
  • tussenribspieren 
  • spieren bij het sleutelbeen

Slide 24 - Tekstslide

Borstademhaling

Slide 25 - Tekstslide

Inademing
Uitademing
1. ribben en borstbeen bewegen omhoog
1. ribben en borstbeen bewegen omlaag
2. borstholte wordt groter
2. borstholte wordt kleiner
3. longen worden groter
3. longen worden kleiner
4. lucht stroomt naar binnen
4. luncht stroomt naar buiten
Borstademhaling

Slide 26 - Tekstslide

Borstademhaling

Slide 27 - Tekstslide

Buikademhaling
  • Middenrifspieren
  • Aanspannen -> middenrif omlaag = inademen
  • Ontspannen -> middenrif omhoog = uitademen

Slide 28 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit
1.3.5 Je kunt de werking van de longblaasjes beschrijven.
1.3.6 Je kunt de verschillen noemen tussen ingeademde lucht en uitgeademde lucht.
1.3.7 Je kunt beschrijven hoe een inademing en een uitademing tot stand komen.

Slide 29 - Tekstslide