Trabi H2 Kap 4

H2 Kap 4 :bezittelijkvnw
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H2 Kap 4 :bezittelijkvnw

Slide 1 - Tekstslide

ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij
sie
u
Sie
Sleep het bezittelijke voornaamwoord op de juiste plaats in het schema
unser
dein
Ihr
euer
mein
ihr
ihr
sein
sein

Slide 2 - Sleepvraag

LINKS:
sleep het  bezittelijk voornaam-
woord
naar de 
juiste vertaling

RECHTS:
Sleep de juiste uitgang naar het zelfstandig- naamwoord
mijn
haar
onze
jouw
Läden (mv)
Verkäuferin (v)
Kunde (m)

ihr

mein

dein

unser

eine

ein


Keine

Slide 3 - Sleepvraag

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk / der
B
vrouwelijk / die
C
onzijdig / das
D
meervoud / die

Slide 4 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord
Kies het juiste antwoord.
[onze] ... Lehrerin (v)
A
unser
B
unsere

Slide 5 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
[mijn] ... Vater
A
mein
B
meine

Slide 6 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord
Wat is de betekenis van 'jouw'?
A
mein / meine
B
dein / deine
C
sein / seine
D
ihr / ihre

Slide 7 - Quizvraag

Hier ist (mijn)…...Buch (o)


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 8 - Quizvraag

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar)... Freundin (v).
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 9 - Quizvraag

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Ist das ( uw).... Fahrrad (o)?
A
ihr
B
Ihre
C
ihre
D
Ihr

Slide 10 - Quizvraag

Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Er ist (mijn)…...Vater (m)


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 11 - Quizvraag

vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze) .... Eltern (mv)
A
meine
B
dien
C
ihre
D
unsere

Slide 12 - Quizvraag

mijn ... Bruder.
A
mein
B
meine

Slide 13 - Quizvraag

Was ist ____ (jouw) Name (m)?

Slide 14 - Open vraag

________ (mijn) Hobby (o) ist Handball.

Slide 15 - Open vraag

Das sind ______ (onze) Eltern (mv).

Slide 16 - Open vraag

Maaike ist ______ (haar) Freundin (v).

Slide 17 - Open vraag

zwakke werkwoorden Duits

Slide 18 - Tekstslide

alle gewone zwakke werkwoorden:"spielen"
ich..............stam +
du..............stam  +
er/sie/es.....stam  +
wir..............stam  +
ihr..............stam  +
sie/Sie........stam  +
(fe)e st t en t en

e   (spiel+e)
st  (spiel+st)
t  (spiel+t)
en  (spiel+en)
t  (spiel+t)
en  (spiel+en)
voltooid dw: gespielt

voltooid deelwoord: gespielt

Slide 19 - Tekstslide

alle zwakke werkwoorden die in de stam eindigen op d of t :"arbeiten"

ich..............stam +
du..............stam  +
er/sie/es.....stam  +
wir..............stam  +
ihr..............stam  +
sie/Sie........stam  +
let op bij "du" en er/sie/es en "ihr" !! (fe e st t en t en)


e    (arbeit+e)
est  ( arbeit+est)
et   (arbeit+et)
en   (arbeit+en)
et    (arbeit+et)
en   (arbeit+en)
voltooid dw: gearbeitet

Slide 20 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
Stam op -t of -d: de oplossing
arbeit
arbeit
arbeit

arbeit
arbeit
arbeit
stam: -en eraf
arbeiten -> arbeit
finden -> find
warten -> wart
reden -> red



e
e


e

d-tje / t-tje? -> extra e-tje!
uitleg

Slide 21 - Tekstslide

Gibt es noch Fragen??????

Slide 22 - Tekstslide

Wat gebeurt er als de stam van een werkwoord eindigt op een
-t of een -d?

Slide 23 - Open vraag

Ich ...... einen Brief. (schreiben)
A
schreib
B
schreibe
C
schreibt
D
schreiben

Slide 24 - Quizvraag

....... ihr am Sonntag mit zu Oma? (kommen)
A
Komm
B
Komme
C
Kommt
D
Kommen

Slide 25 - Quizvraag

Wann ...... du am Computer? (üben)
A
üben
B
übest
C
übst
D
übe

Slide 26 - Quizvraag

Wir ....... gerne Karaoke. (singen)
A
singe
B
singen
C
singt
D
singst

Slide 27 - Quizvraag

Peter und Tom ...... jeden Samstag Sport. (machen)
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen

Slide 28 - Quizvraag

....... Susanne auch ins Kino? (gehen)
A
Gehe
B
Gehst
C
Geht
D
Gehen

Slide 29 - Quizvraag

Du ... (antworten)
A
antwortet
B
antwortest
C
antwortst
D
antworten

Slide 30 - Quizvraag

Er ... (finden) den Weg nicht.
A
findt
B
finden
C
findest
D
findet

Slide 31 - Quizvraag

Mila & Sophie ... (reiten)
A
reitest
B
reitet
C
reiten
D
reit

Slide 32 - Quizvraag

Herr Busch ... (baden) jeden Sonntag.
A
baden
B
badt
C
badest
D
badet

Slide 33 - Quizvraag

Er ... schon viel zu lange!
A
warte
B
wartest
C
warten
D
wartet

Slide 34 - Quizvraag

Warum ... ihr nicht auf meine Frage?!
A
antworte
B
antwortst
C
antwortest
D
antwortet

Slide 35 - Quizvraag

finden (ich)
6/13
uitleg/antwoord
finden -> 
stam = find ->
ich = -e -> geen uitspraakprobleem
finde

Slide 36 - Open vraag

arbeiten (ihr)
8/13
uitleg/antwoord
arbeiten -> 
stam = arbeit ->
ihr = -t -> extra e nodig
arbeitet

Slide 37 - Open vraag

antworten (Frau Müller)
11/13
uitleg/antwoord
abtworten -> 
stam = antwort ->
Frau Müller = sie (3e persoon enk.) = -t -> extra e nodig
antwortet

Slide 38 - Open vraag