Hfst 5, paragraaf 5: Opgepakt, en dan?

Welkom in de les
Voor het bord
op de grond
Aandacht!!!
Hoofdstuk 5: rechtsstaat
tekstboek: blz. 84 en 85


Boek en laptop op tafel 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de les
Voor het bord
op de grond
Aandacht!!!
Hoofdstuk 5: rechtsstaat
tekstboek: blz. 84 en 85


Boek en laptop op tafel 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen
Gezamenlijk:
Instructie: paragraaf 5 Opgepakt en dan?


Individueel:
Maken werkboek 


Gezamenlijk:
Afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel

Je kan benoemen wanneer iemand een verdachte is. 


Je kan benoemen welke drie keuzes de officier heeft. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Officier van justitie
Alle officieren van justitie samen noem je het OM-> Openbaar Ministerie. 

Heeft de verdachte een zwaar misdrijf begaan, dan gaat het naar het OM. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Welke van de 3 opties heeft de officier gemaakt in de video? 

Slide 7 - Tekstslide

Belangrijke personen bij een rechtszaak
Bij een rechtszaak zijn de volgende personen aanwezig:
  • de verdachte, bijgestaan door een advocaat.
  • de officier van justitie die de verdachte aanklaagt.
  • de rechter die bepaalt of iemand schuldig is en of hij een straf krijgt. 
 
Rechters zijn in Nederland onafhankelijk en onpartijdig.

Slide 8 - Tekstslide

Wie is wie?

  1. Verdachte
  2. Rechter
  3. Advocaat
  4. Getuige(n)
  5. Pers
  6. Publiek
  7. Officier van Justitie
  8. Griffier
Officier van Justitie
Getuige(n)
Verdachte
Advocaat
Griffier
Rechter
Pers
Publiek

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

ZELFSTANDIG
WAT:
Maken werkboek paragraaf 5.5

HOE: 
Zelfstandig, overleggen op fluistertoon


TIJD:
20 minuten 


zelfstandig, overleggen op fluistertoon
timer
20:00

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer ben je een verdachte?
A
Als je niet verdacht wordt van een misdrijf.
B
Als iemand van de politie niet denkt dat je iets strafbaars hebt gedaan.
C
Als iemand van de politie denkt dat je iets strafbaars hebt gedaan.
D
Als je onschuldig bent.

Slide 13 - Quizvraag

Waarom mag de politie je niet zomaar oppakken?

Slide 14 - Open vraag

Welke dingen mag de politie doen als je verdachte bent van een misdrijf?

Slide 15 - Open vraag

Fouilleren is..
A
Je tas zomaar doorzoeken
B
Iedereen die door de straat loopt doorzoeken.
C
Je aanhouden.
D
Je kleding wordt doorzocht.

Slide 16 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de uitleg: Je moet mee naar het politiebureau voor verhoor.
A
Schikken
B
Arresteren
C
Seponeren
D
Strafbeschikking

Slide 17 - Quizvraag

Wat heeft de politie nodig als ze je huis willen doorzoeken?
A
Hun rijbewijs
B
Hun paspoort
C
Meerdere politieagenten
D
huiszoekingsbevel

Slide 18 - Quizvraag

Waar werkt de officier van justitie voor?

Slide 19 - Open vraag

Wat schrijft de politie als ze klaar zijn met het onderzoek?
A
Proces-verbaal
B
Strafbeschikking
C
boete

Slide 20 - Quizvraag

Welke drie opties heeft de officier van justitie?

Slide 21 - Open vraag

Leg uit wat seponeren is.

Slide 22 - Open vraag

Leg uit wat een strafbeschikking is.

Slide 23 - Open vraag

Leg uit wat vervolgen betekend.

Slide 24 - Open vraag

Welke uitkomst is het beste voor een verdachte?
A
Seponeren
B
Strafbeschikking
C
Geldboete
D
Vervolgen

Slide 25 - Quizvraag