In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
One & Ones / Word order / Adjectives & Adverbs
Kader 4 Grammar Theme 3
Slide 1 - Tekstslide
Grammar 6
Slide 2 - Tekstslide
one/ones?
I want to see a movie. Preferably a movie with a strong lead role.
Slide 3 - Tekstslide
I want to see a movie. Preferably one with a strong lead role.
Slide 4 - Tekstslide
In short:
-Je gebruikt (the) one of (the) ones om herhaling van een eerder gebruikt woord te voorkomen. -Je gebruikt one voor woorden in het enkelvoud en ones voor woorden in het meervoud.
Slide 5 - Tekstslide
This ....is the best.
A
one
B
ones
Slide 6 - Quizvraag
Fill in: one or ones This house isn't shaking, but those ... are.
A
one
B
ones
Slide 7 - Quizvraag
Which do you prefer; this ......or that .....?
A
one/one
B
ones/ones
Slide 8 - Quizvraag
Small pineapples are sweeter than big......
A
one
B
ones
Slide 9 - Quizvraag
Word order
In het Engels moet je de volgende volgorde aanhouden om zinnen te maken.
WIE - DOET - WAT - WAAR - WANNEER
John plays football in Joure on Saturdays.
Jenny sings in a band on Mondays
The children play games at school every weekday.
Slide 10 - Tekstslide
Word order
Een zin kan uit 5 onderdelen bestaan. Zet deze in de juiste volgorde
Wie
Doet
Wat
Waar
Wanneer
Slide 11 - Sleepvraag
Adjectives & Adverbs
Slide 12 - Tekstslide
Adjectives and adverbs
Je gebruikte een bijvoeglijk naamwoord (adjective) om iets te zeggen over een zelfstandig naamwoord
Press the red button on the right.
Collect fifty silver coins.
Slide 13 - Tekstslide
Adjectives and adverbs (2)
Je gebruikt een bijwoord om iets te zeggen over een werkwoord (hoe iets gebeurt), een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord in de zin.
Quickly press the space bar.
This is an incrediblydifficultlevel.
Slide 14 - Tekstslide
Adjectives and adverbs (3)
Je maakt een bijwoord door -ly achter het bijvoeglijk naamwoord te zetten.
beautiful - beautifully
careful - carefully
easy- easily
Slide 15 - Tekstslide
Adjectives and adverbs (4)
LET OP:
Na de werkwoorden to be, to seem, to feel, to look, to smell, to sounden to taste gebruik je een bijvoeglijk naamwoord in plaats van een bijwoord.
This game lookscool.
The breadtastesawful.
The band sounds amazing.
This gadget isgreat.
Slide 16 - Tekstslide
Adjectives and adverbs (5)
Sommige bijwoorden hebben een onregelmatige vorm of hebben dezelfde vorm als het bijvoeglijk naamwoord.