Hematologie, hart en bloedvaten (deel 2)

Hematologie, hart en bloedvaten (deel 2)
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hematologie, hart en bloedvaten (deel 2)

Slide 1 - Tekstslide

 Eerst opdrachten hoofdstuk 6 nakijken

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al over de bloedsomloop?

Slide 3 - Open vraag

Leerdoelen
  • Kennis over de anatomie en fysiologie van het hart en de bloedsomloop toepassen in vragen/afbeeldingen 
  • Verklaren waarom een organisme als de mens een dubbele bloedsoploop nodig heeft.

Slide 4 - Tekstslide

De bloedsomloop
  • De mens heeft een dubbele bloedsomloop 
  • Per omloop gaat het bloed tweemaal door het hart

Slide 5 - Tekstslide

De kleine bloedsomloop
  • De weg: 
- Rechterkamer
- Longslagader
- Longen
-Longader
-Linker boezem 
-(linker kamer) 

Slide 6 - Tekstslide

De kleine bloedsomloop
  • De Functie: 
Zuurstofarm bloed wordt naar de longen getransporteerd en geeft hier het CO2 af en ontvangt zuurstof

Slide 7 - Tekstslide

De grote bloedsomloop
  • De weg:
- Linker kamer 
- Lichaamsslagader (=aorta)
- Weefsels
- Holle aders
- Rechter boezem

Slide 8 - Tekstslide

De grote bloedsomloop
  • De functie:
Zuurstofrijkbloed wordt naar de weefsels vervoert. De zuurstof wordt afgegeven en afvalstoffen worden opgehaald

Slide 9 - Tekstslide

De combinatie

Slide 10 - Tekstslide

De bloedsomloop bestaat uit een kleine en een grote omloop
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

De kleine bloedsomloop gaat van
A
linkerkamer via longen naar rechterboezem
B
rechterboezem naar linkerkamer
C
rechterkamer via longen naar linkerboezem
D
linkerboezem naar rechterkamer

Slide 12 - Quizvraag

De kleine bloedsomloop zorgt voor het zuurstoftransport in het lichaam
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

De grote bloedsomloop start in de
A
rechterboezem
B
linkerboezem
C
rechterkamer
D
linkerkamer

Slide 14 - Quizvraag

Het hart
  • Holle spier, links van het midden
  •  Krijgt voeding via kransslagaders, afvoer afvalstoffen via kransaders

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Het hart krijgt zuurstof via
A
kransaders
B
kransslagaders
C
holle aders
D
het hart krijgt geen zuurstof

Slide 17 - Quizvraag

De hartslag
70 keer per min
  • Fase 1: Samentrekken van de boezems, hartkleppen open en 1/2 maanvormige kleppen dicht
  • Fase 2: Samentrekken van de kamers, hartkleppen dicht, 1/2 maanvormige kleppen open
  • Fase 3: Hartpauze, hartkleppen open, 1/2 maanvormige kleppen dicht
Zie animatie op volgende slide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Bij het samentrekken van de boezems staan de hartkleppen open
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Als je intensief beweegt, dan daalt jouw hartslag
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

De bouw van de hartwand
  • Zie blz 49 reader

Slide 22 - Tekstslide

Verschillende weefsels uitleg
  • Bindweefsel: Steunende functie, beschermt organen en bepaalt hun vorm
  • Epitheel: Bedekkend weefsel (aaneengesloten cellen)
  • Onwillekeurig spierweefsel: Spieren die samentrekken zonder dat JIJ hier invloed op hebt.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

De bloedvaten
  • Slagaders (arteriën)
        - Vervoeren bloed van het hart af
  • Aders (Venen)
        - Vervoeren bloed naar het hart toe
  • Haarvaten
     
Op blz 51 van de reader staat een prachtig overzicht van de verschilen tussen deze vaten

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Een ader herken je aan
A
hoge bloeddruk
B
aanwezigheid kleppen
C
ligt diep in het lichaam
D
dikke spierwand

Slide 27 - Quizvraag

Als men bloed afneemt dan gebeurt
dat meestal uit een ader
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Het vat dat je voelt kloppen bij jouw pols is een
A
ader
B
slagader
C
haarvat

Slide 29 - Quizvraag

De bloeddruk
  • Vloeistof druk (=bloed) in het slagadersysteem
  • Gaat tijdens de hartslag sterk op en neer
  • Bovendruk = systole: samentrekken van de kamers, hoog
  • Onderdruk =  diastole: ontspanning van de kamers, laag
  • Normaalwaarde: 120/80 mm Hg (=kwik)

Slide 30 - Tekstslide

Extra
Op het lab zal bij verdenking op een hartinfarct/hartaanval de patiënt geprikt worden op:
  • CK/CKMB (=creatinekinase, MB staat voor spierweefsel van het hart) in serum
  • Zal ongeveer  6 uur na het infarct stijgen

Slide 31 - Tekstslide

Voor wie er geen genoeg van kan krijgen
Op de volgende slides
Nog twee video's!!!

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Practica deze week

Jullie moeten deze week vier practica doen dus.....dat wordt hard en snel doorwerken, maar........wel zorgvuldig!!!!

Slide 35 - Tekstslide

24: Practicum Hemoglobine bepaling
  •  Principe: 
        - Het hemoglobine wordt met behulp van een reagens omgezet naar hematine
        - De extinctie van hematine wordt gemeten bij 575 nm
        - De extinctie van het bloed wordt vergeleken met de extinctie van een standaard oplossing   (9,2 mmol/l)
  • Extra informatie bij de werkwijze:
        - Alle bepalingen moeten in duplo worden uitgevoerd!!!! Dit staat anders vermeld in de praktijkreader
        - Maak een duidelijk pipeteerschema in je logboek
        - Lees goed het voorschrift "C" van het werken met de StaRRcol door

Slide 36 - Tekstslide

25: Hematocriet waarde van Bloed
  • Principe: 
       - In een glazen capillair wordt volbloed opgezogen. Doordat men dit vervolgens      centrifugeert  zal een scheiding plaatsvinden tussen het plasma en de erytrocyten. 
 Het volume van de ery's kan met behulp van een hematocrietschijf  gemeten worden als deel van het totale volume. 
  • Werkwijze:
- Zie practicum reader
- Berekening: (Hoogte van de erytrocytenkolom/ Hoogte van de totale kolom) X 100%

Slide 37 - Tekstslide

26: Het tellen van erytrocyten
  • Principe:
Het 400x verdunde bloed wordt in een Burkertelkamer gebracht. 
Men telt 3 maal 3 lange smalle kolommen van 0,05mm breed
  • Werkwijze extra informatie:
Het is belangrijk (om de juiste diepte te krijgen!) dat de Newtonse ringen zichtbaar zijn
Als je te hard homogeniseert, dan kunnen de erytrocyten stuk gaan en ontstaat er hemolyse (de hemoglobine uit de ery's komt in het plasma terecht en zal het plasma rood kleuren), maar je krijgt ook een te lage  uitslag. Waarom????
  • Vraag:
Waarom gebruikt men een isotone vloeistof om te verdunnen? 

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

27: Bloedgroepbepaling
  • Principe: 
Als men  rode bloedcellen met een bloedgroep antigeen samenbrengt met een  antistof tegen dit antigeen, dan zullen de rode bloedcellen gaan samenklonteren en kan men een uitspraak doen over het aanwezige antigeen en dus over de (te bepalen) bloedgroep.
  • Werkwijze:
Zie practicum reader

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide