HA3b - Wednesday 8 Jan.- unit 4.2: if-sentences (first conditional)

Welcome HA3b!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome HA3b!

Slide 1 - Tekstslide

Planning:
  • huiswerk controle!
  • new grammar item: first conditional (if-sentences)
  • do: ex. 7, 8, 9, 10  (unit 4.2)
  • homework 

Slide 2 - Tekstslide

first conditional if-sentence,
what is the rule when you formulate a sentence?

Slide 3 - Open vraag

Dutch examples:
1. Als ik de loterij win, zal ik een auto kopen.

2. Als we niet haasten, zullen we daar niet op tijd aankomen.
3. Als je goed leert, zul je een voldoende halen voor de toets.

Slide 4 - Tekstslide

if-sentences: first conditional
De first conditional gebruik je:
- als er aan een VOORWAARDE voldaan wordt, is de kans groot dat dit zal gebeuren.

Een conditional wordt ook een if-zin genoemd.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Een conditional bestaat uit twee delen: 
-  de if-zin zin (eigenlijk een zinsdeel)
- en een hoofdzin
------------------------------------
In de if-zin gebruik je de PRESENT SIMPLE.
In de hoofdzin gebruik je WILL + HELE WERKWOORD.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

1. Als ik de loterij win, zal ik een auto kopen.

2. Als we niet haasten, zullen we daar niet op tijd aankomen.

Slide 9 - Tekstslide

Je kunt de zinsdelen ook omdraaien!
If I win the lottery, I will buy a car.
I will buy a car, if I win the lottery.

If we don't hurry, we won't get there in time.
We won't get there in time,
if we don't hurry.


Slide 10 - Tekstslide

If I ... (have) enough money, I ... (buy) new shoes.
A
have - buy
B
have - will buy
C
will have - buy
D
has - bought

Slide 11 - Quizvraag

If she............ listen, I................call the police.
A
don't will - will
B
will - don't
C
doesn't - will
D
will - will

Slide 12 - Quizvraag

I ..........(to stay), if it.............(to rain).
A
will stay - rains
B
stay - will rain
C
will stays - rains

Slide 13 - Quizvraag

Don't worry. My dad...(to be) mad at us, if we... (to arrive) on time.
A
will be - don't arrive
B
won't be - arrive
C
is - arrive
D
isn't arrive

Slide 14 - Quizvraag

If I....(to see) you tomorrow, I...(to tell) you the news.
A
will see - will tell
B
will see - tell
C
see - will tell
D
will tell - see

Slide 15 - Quizvraag

What...they...(to wear) if it...(to be) sunny outside?
A
wear - will be
B
will wear - is
C
will wear - will be
D
wear - is

Slide 16 - Quizvraag

How... you... (to feel) if you ...(to lose) your phone tonight?
A
will feel - will lose
B
feel - lose
C
feel - will lose
D
will feel - lose

Slide 17 - Quizvraag

If you...(to practise), you...(to improve). Practice makes perfect!
A
will practise - improve
B
practise - will improve
C
will practise - will improve
D
practise - improve

Slide 18 - Quizvraag

Make ONE if-sentence.

Slide 19 - Open vraag

Homework:

Slide 20 - Tekstslide