Schrijfopdrachten uit het examen
1. Amber heeft een nieuw huis gekocht, maar ze kan niet verhuizen voordat
- de oude bewoners vertrokken zijn.
- er een nieuwe vloer gelegd is.
- ze het huis schoongemaakt heeft.
- het huis helemaal opgeknapt is.
- er een nieuwe keuken en een nieuwe badkamer geplaatst zijn.
- ze de sleutels heeft gekregen