nabespreking leestoets H3

Nabespreking leestoets H3
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nabespreking leestoets H3

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg: feit, mening, argumenten

Slide 2 - Tekstslide

1. Vul aan:
Een feit kun je ....

Slide 3 - Open vraag

2a Voor rijden zonder fietsverlichting kun je een boete krijgen.
A
feit
B
mening

Slide 4 - Quizvraag

2b Een jaar telt twaalf maanden.
A
feit
B
mening

Slide 5 - Quizvraag

2c Bij mist vind ik autorijden vermoeiend.
A
feit
B
mening

Slide 6 - Quizvraag

3. Noteer drie signaalwoorden voor een argument.

Slide 7 - Open vraag

Tekst 1
We lezen de tekst globaal.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 4
De titel van de tekst is 'Van light word je niet per definitie lichter'.
Welke zin uit al. 4 sluit het beste aan bij de titel van deze tekst? Citeer deze zin.

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 5
Noteer uit alinea 1 het argument van Ellen Knaapen.

Slide 12 - Tekstslide

6. Wat is het verband tussen alinea 4 en 5?
A
Al. 5 geeft adviezen bij wat er in al. 4 staat.
B
Al. 5 geeft een verklaring bij al. 4.
C
Al. 5 spreekt het gestelde in al. 4 tegen.
D
Al. 5 versterkt het gestelde in al. 4.

Slide 13 - Quizvraag

7. Welk kopje past het beste bij alinea 4?
A
Calorierijk
B
Kcal
C
Term 'light'
D
Verpakking

Slide 14 - Quizvraag

8. Welk kopje past het beste bij alinea 5?
A
Aanbevelingen
B
Light chips eten
C
Producten vergelijken
D
Verpakking leren lezen

Slide 15 - Quizvraag

9. In alinea 5 staat de volgende zin: "Een 'goed' voorbeeld hiervan vormen light chips."
Welke uitspraak past het beste bij deze zin?
Light chips zijn wel / geen goed voorbeeld van een light product,
A
goed voorbeeld, omdat ze minder vet bevatten.
B
goed voorbeeld, omdat ze vaak goedkoper zijn.
C
geen goed voorbeeld, omdat alle chips slecht voor je gezondheid zijn.
D
geen goed voorbeeld, omdat ze veel koolhydraten en eiwitten bevatten.

Slide 16 - Quizvraag

10. In welke alinea krijg je antwoord op de vraag wanneer een product 'light' mag heten?
A
in alinea 2
B
in alinea 3
C
in alinea 4
D
in alinea 5

Slide 17 - Quizvraag

11. Wat is de functie van de laatste alinea?
A
de lezer een advies geven
B
de lezer oproepen tot nadenken
C
de lezer overhalen om light producten te kopen
D
de lezer waarschuwen voor de gevaren van light producten

Slide 18 - Quizvraag

12. bij het artikel is een tabel opgenomen waarin je kunt zien hoeveel calorieën light producten en gewone producten hebben.
Leg uit waarom deze tabel is opgenomen bij deze tekst. Gebruik voor je antwoord maximaal 30 woorden.

Slide 19 - Open vraag

Tekst 2
We lezen de tekst globaal.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

13. Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
de toekomst van het schrijfonderwijs
B
geen schrijfonderwijs meer op scholen
C
het verschil tussen schrijven op iPads en zelf schrijven
D
iPads vervangen het schrijfonderwijs

Slide 23 - Quizvraag

14. Voor welk publiek is dit artikel bedoeld?
A
voor leerlingen van de basisschool
B
voor leraren van de basisschool
C
voor lezers van de Leeuwarder Courant
D
voor mensen die geïnteresseerd zijn in Finland

Slide 24 - Quizvraag

15. In alinea 4 spreekt Baukje Scheppink over een interessant experiment. Hoe sluit al. 5 aan op al. 4?
In al. 5 geeft Baukje Scheppink
A
een conclusie van het experiment.
B
een samenvatting van het experiment.
C
een kritische opmerking bij het experiment.
D
een vervolg op het experiment.

Slide 25 - Quizvraag

16. In welke drie alinea's worden voordelen van het met de hand schrijven genoemd?
Schrijf de nummers van de drie alinea's op.

Slide 26 - Open vraag

17. Kim Kampman heeft een mening over het aanleren van schrijven. Welke uitspraak past het best bij haar mening?
A
Leerlingen moeten zelf kiezen of ze wel of niet willen leren schrijven.
B
Leerlingen moeten zelf kunnen kiezen of ze los of aan elkaar willen schrijven.
C
Schrijven is noodzakelijk voor de motorische ontwikkeling van kinderen.
D
Schrijven kost veel tijd en je kunt die tijd beter aan andere vaardigheden besteden.

Slide 27 - Quizvraag

18. Baukje Schepping en Kim Kampman hebben allebei een mening over het schrijfonderwijs in NL. Waarover zijn zij het eens?
Ze zijn het erover eens dat
A
het aan elkaar leren schrijven het belangrijkst is.
B
het belangrijk is dat kinderen hun motoriek goed ontwikkelen.
C
het digitaliseren van het onderwijs een verrijking is voor kinderen.
D
het een probleem is als kinderen hun eigen handschrift ontwikkelen.

Slide 28 - Quizvraag

19. In al. 9 zegt Kim Kampman dat ze haar presentaties standaard begint met het ontkrachten van een misverstand.
Welke zin past het best in de presentatie van Kim Kampman?
Op onze school
A
besteden we aandacht aan het leren schrijven met pen.
B
schrijven kinderen van jongs af aan op hun iPad.
C
leren kinderen typen in plaats van schrijven.
D
vind je geen pennen en papier.

Slide 29 - Quizvraag

20. Welke conclusie staat in de laatste alinea?
A
Het is onduidelijk of er in de toekomst nog aandacht is voor schrijfonderwijs.
B
Finland blijft vooroplopen in onderwijsland.
C
In de toekomst gaan meer docenten werken met iPads in de klas.
D
Steeds meer scholen zullen een Steve Jobsschool worden.

Slide 30 - Quizvraag

21. Hoe kun je de hoofdgedachte van deze tekst het best weergeven?
Het schrijfonderwijs in NL
A
dient met iPads te worden gemoderniseerd.
B
is ondanks de digitalisering nog steeds erg belangrijk.
C
kan net zo goed in blokletters aangeleerd worden.
D
zal binnen nu en tien jaar volledig verdwijnen.

Slide 31 - Quizvraag

22. Wat is het doel van de schrijver met deze tekst?
De schrijver wil de lezer
A
duidelijk maken dat het schrijfonderwijs wellicht overbodig is in de toekomst.
B
ertoe aansporen om een keuze te maken tussen schrijfonderwijs of het gebruik van een iPad.
C
ervan overtuigen dat het schrijfonderwijs in de toekomst helemaal zal verdwijnen.
D
informeren over de effecten van een tablet of computer op het schrijven met de hand op school.

Slide 32 - Quizvraag