3-10 Beeldspraak + stijlfiguren 3h

maandag 03-10
  • Vandaag:
    uitleg stijlfiguren en beeldspraak

  • maken blz. 56/57 startopdracht , opdracht 1 en 2 
  • tijd over: werken aan natuurgedicht; check de eisen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

maandag 03-10
  • Vandaag:
    uitleg stijlfiguren en beeldspraak

  • maken blz. 56/57 startopdracht , opdracht 1 en 2 
  • tijd over: werken aan natuurgedicht; check de eisen

Slide 1 - Tekstslide

aantekeningen maken
Hierna volgt uitleg over beeldspraak en stijlfiguren. Maak zelf aantekeningen in je schrift. Je moet in ieder geval de verschillende beeldspraak en stijlfiguren leren voor de toetsweek.

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn stijlfiguren?
Een tekst kun je op verschillende manieren
aantrekkelijk maken: met beeldspraak
(vergelijking, metafoor en personificatie-> zie hierna),
met (rijmende) uitdrukkingen en met stijlfiguren.

Een stijlfiguur gebruik je om iets te benadrukken



Slide 3 - Tekstslide

Beeldspraak 
Vergelijkingen, metaforen, metonymia en personificaties zijn vormen van beeldspraak.     

Beeldspraak is altijd 
figuurlijk bedoeld.

Slide 4 - Tekstslide

Beeldspraak

Slide 5 - Tekstslide

Stijlfiguren klas 3
  • Een stijlfiguur gebruik je om iets te benadrukken. Enkele stijlfiguren  zijn:
  • Herhaling: Plus geeft meer, veel meer
  • Tegenstelling: geen haat, maar liefde
  • Opsomming: Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder
  • Bijzondere opsommingen: drieslag, climax en omgekeerde climax (zie volgende dia)

Slide 6 - Tekstslide

Drieslag, climax en omgekeerde climax
  • Drieslag (woorden die bij elkaar horen)
Ik verlang naar zon, zee en strand. 
  • Climax (opbouw in sterkte/meervoud)
Ik heb uren, dagen, weken zitten leren voor die toets!
  • Omgekeerde climax (opbouw aflopend)
De officieren, de onderofficieren, de korporaals en zelfs de gewonde soldaten kwamen in opstand.

Slide 7 - Tekstslide

uitleg theorie woordenschat 2

hyperbool, understatement, eufemisme

Slide 8 - Tekstslide

: Hyperbool (overdrijven)  - ezelsbruggetje)
- Ik sta al een eeuw op je te wachten

 Understatement (afzwakken)
- Hij heeft wel een paar centen. (over iemand die rijk is)

 Eufemisme ( Afzwakken om werkelijkheid minder hard te maken/niet te kwetsen)
- We hebben de hond laten inslapen.
Woordenschat H2

Slide 9 - Tekstslide

Beeldspraak (figuurlijk taalgebruik)


Opdracht: bekijk het volgende filmpje van Zondag met Lubach. Noteer welke stijlfiguren je herkent. Wat wordt met wat vergeleken? Hoe noem je dat?


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Vergelijking-met-als
"De huidige economie is als een fietser ..." 
- Object en beeld worden beide benoemd 
- Object en beeld worden aan elkaar verbonden (door als, zoals, gelijk, etc...) 

Slide 12 - Tekstslide

Vergelijking-zonder-als
"Het lijkt alsof de belangrijkste auteur van de miljoenennota Emile Ratelband is"
- Beeld en object worden beide genoemd 
- verbindingswoord ontbreekt 

Slide 13 - Tekstslide

Metafoor 
"Mensen in de bijstand moeten door steeds hogere hoepels heen springen"
- Beeld wordt genoemd, object ontbreekt (in dit geval bv: moeten aan steeds hogere eisen voldoen)

Slide 14 - Tekstslide

Metonymia
"De klas heeft me gisteren tips en tops gegeven"
- Beeld wordt gegeven, object niet. 

Slide 15 - Tekstslide

Metonymia (2)
Voorbeelden:
"Ik heb vandaag de nieuwste Ariana Grande gehoord"
"Doe mij maar nog maar een glas"
"Voordat we weggaan ga ik nog even koppen tellen."
 
'Ik kocht een enkele reis. ' 

Slide 16 - Tekstslide

Personificatie
- Levenloos object krijgt een menselijke eigenschap toebedeeld
"De wind huilde om het huis"
"Die pizza schreeuwt erom om opgegeten te worden"

Slide 17 - Tekstslide

Stijlfiguren: hyperbool

Als je overdrijft, gebruik je een hyperbool.


Je zegt: 'Hij barst van het geld';

je bedoelt: 'Hij is rijk'.

Slide 18 - Tekstslide

Stijlfiguren: understatement

Als je iets afzwakt, gebruik je een  understatement. Je zegt dat iets minder mooi, groot of belangrijk is dan in werkelijkheid.


Je zegt: 'Zij heeft wel een paar centen';

je bedoelt: 'Zij is rijk'.

Slide 19 - Tekstslide

Stijlfiguren: eufemisme

Ook bij een eufemisme zeg je iets zo dat het als minder erg of hard overkomt, maar dat doe je dan om een pijnlijke situatie te verzachten en om te voorkomen dat je iemand kwetst.


Je zegt: 'Hij is niet meer onder ons';

je bedoelt: 'Hij is overleden.

Slide 20 - Tekstslide

Stijlfouten:  pleonasme, tautologie


- Pleonasme: een eigenschap van een zaak of persoon nog eens noemen

- Tautologie: twee woorden van dezelfde woordsoort die hetzelfde betekenen

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeelden pleonasme
  • lange slungel 
  • mondeling bespreken 
  • naar beneden dalen 
  • nieuwe aanwinst 
  • nog eens herhalen 
  • noodzakelijke behoefte 
  • omlaag vallen 
  • opnieuw herhalen 
  • groen gras
  • witte sneeuw
  • als eerste beginnen 
  • blauwe smurf 
  • bloeiende bloesem 
  • grote reus 
  • hardop voorlezen 
  • houten plank 



Slide 22 - Tekstslide

Voorbeelden TAUTOLOGIE
  • gratis en voor niets 
  • één en dezelfde 
  • leugen en bedrog / list en bedrog 
  • roddel en achterklap 
  • geheel en al 
  • vast en zeker / zeker en vast 
  • nooit ofte nimmer 
  • voor eeuwig en altijd 
  • afgelopen (over) en uit 
  • klaar uit 
  • bont en blauw  
  • schots en scheef  
  • keurig netjes

Slide 23 - Tekstslide

Maken
  • Woordenschat H2 blz. 56 startopdracht en opdracht 1

Huiswerk: Maak je gedicht af! en Maken blz. 57 opdracht 3

Slide 24 - Tekstslide

05-10

Slide 25 - Tekstslide