6.3 bevruchting

6.3 Bevruchting
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

6.3 Bevruchting

Slide 1 - Tekstslide

Koningin met darren
Koningin wil een nieuw volk starten. 
Ze vertrekt met mannetjes
De imker 'vangt' ze in een korf

Slide 2 - Tekstslide

Wat is bestuiving?
A
Als stuifmeelkorrels op de stempel komen van dezelfde soort
B
als eicellen op de stempel terecht komen

Slide 3 - Quizvraag

Stempel
Stijl
Kroonblad
Meeldraad
Kelk
blad
Vruchtbeginsel

Slide 4 - Sleepvraag

Insectenbloem
Windbloem

Gekleurd kroonblad
Klein en groen kroonblad
Bloemen bevatten nectar en zijn geurig
Geen nectar
Meeldraden buiten de bloem
Meeldraden binnen de bloem
Stempel vaak in de bloem
Stempel is vaak buiten de bloem
Stempel heeft een geveerde vorm
stuifmeel is ruw en kleverig
Stuifmeel is licht en glad

Slide 5 - Sleepvraag

Basisstof 6.3 : Bevruchting

Slide 6 - Tekstslide

6.3 Lesdoelen

- Verschil tussen bestuiving en bevruchting kennen.
- Weten hoe zaden ontstaan en uit welke delen ze bestaan

Slide 7 - Tekstslide

6.3 Bevruchting
Het versmelten van 
de stuifmeelkorrel (kern van een mannelijke geslachtscel) met de eicel (kern van een vrouwelijke geslachtscel)

Slide 8 - Tekstslide

Stuifmeelbuis
Als het stuifmeel (van juiste soort plant) op de stempel valt groeit hieruit een buis dit noem je de stuifmeelbuis. 

De stuifmeelbuis groeit naar het zaadbeginsel door de stijl en vruchtbeginsel heen. 

Elke stuimeelkorrel heeft een celkern (met DNA). Deze celkern zit aan het topje van de stuifmeelbuis. 


- vruchtbeginsel

Slide 9 - Tekstslide

Bevruchting
Stuifmeelbuis barst open en kern van stuifmeelkorrel en eicel versmelten. 

De bevruchte eicel heet nu een kiem ('nieuwe baby plant') 

Het zaadbeginsel wordt uiteindelijk een zaad, met daarin dus de kiem

Slide 10 - Tekstslide



Elk zaad bevat een kiem. 
 Als het zaad kiemt, groeit uit de kiem een kiemplantje.


    Wat is functie van zaadlobben?*

Slide 11 - Tekstslide

Zet in de goede volgorde
-->
Stuifmeelkorrel komt vrij
Bevruchting
Kiem (plant embryo) ontstaat)
Vruchtbeginsel
Bestuiving
Zaad wordt gevormd 
DNA bereikt zaadbeginsel
Stuifmeelbuis groeit

Slide 12 - Sleepvraag

Na de bevruchting gaan de bevruchte eicel, het zaadbeginsel en het vruchtbeginsel groeien. 

1.Uit de bevruchte eicel ontstaat een kiem. 
2. Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad. 
3. Elk zaad bevat één kiem. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

0

Slide 15 - Video

Van bevruchte eicel tot kiemplantje
Direct na de bevruchting beginnen de eicel en het zaadbeginsel te groeien.

Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad.
Uit de bevruchte eicel ontstaat een kiem


Kieming - kiemen betekent dat de kiem uitgroeit tot een kiemplantje. 

Slide 16 - Tekstslide

Meerdere stuifmeelbuizen
Er kunnen meerdere stuifmeelbuizen door de stijl groeien.

Die gaan naar verschillende zaadbeginsels, er kunnen zo meerder zaden ontstaan



Als een eicel niet wordt bevrucht, groeit 
DAT zaadbeginsel niet uit tot zaad

Slide 17 - Tekstslide

Heeft hier bestuiving plaatsgevonden?
En bevruchting?
A
wel bestuiving, geen bevruchting
B
zowel bestuiving als bevruchting
C
wel bevruchting, geen bestuiving
D
geen bestuiving, geen bevruchting

Slide 18 - Quizvraag

Hoe vaak is
de appel minimaal bevrucht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de zaadbeginsels die niet zijn bevrucht?
A
ontwikkelen zich tot zaden
B
verschrompelen
C
die worden groter
D
die krijgen bloemen

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel stuifmeelkorrels kunnen een eicel bevruchten
A
1
B
2
C
3
D
geen

Slide 21 - Quizvraag

In welke volgorde verloopt de geslachtelijke voortplanting bij planten?
A
bestuiving, bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis
B
bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis, bevruchting
C
bevruchting, bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis
D
bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis, bestuiving

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Zelfstandig werken
 Lees 6.3 en maak opdr 
• Basis: 1, 2, 4 (in je boek), 5
+
• Extra oefening: 3, 6 (in je boek), 7
of
• Verdieping: 8, 9, 10

 

 

Slide 24 - Tekstslide