Online les getuigen en verdachten verhoor

2105A Q4

Aangifte, getuigen- en verdachtenverhoor 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

2105A Q4

Aangifte, getuigen- en verdachtenverhoor 

Slide 1 - Tekstslide

Planning

  • Kennen en kunnen 
  • Oefening
  • Geheugen
  • Verdachte verhoor
  • Kwetsbare personen
  • Afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Kennen en kunnen
Kennen:
- Ik ken het doel van een getuigenverhoor. Ik ken de structuur en inhoud van een getuigenverhoor (volgens het generiek model getuigenverhoor).
- Ik ken de invloed van waarnemingspsychologie en van de werking van het geheugen bij getuigen.
- Ik ken het juridisch kader met betrekking tot getuigenverhoor

Kunnen:
- Ik kan het stappenplan getuigenverhoor (generiek) uitvoeren en daarin de gesprekstechnieken toepassen.
- Ik kan laten zien dat ik oog heb voor de impact van een situatie op een getuige.
- Ik kan kennis over waarnemingspsychologie en geheugen toepassen in een getuigenverhoor.
- Ik kan digitale componenten bij een getuigenverhoor herkennen.
- Ik kan de informatie uit een getuigenverhoor vastleggen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je over (getuigen/verdachten) verhoor?

Slide 4 - Woordweb

Verdachten verhoor
Verhoor Vragen stellen met het doel duidelijkheid te brengen (in een misdrijf)

Alle vragen aan een door een opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkt persoon omtrent diens betrokkenheid bij een geconstateerd strafbaar feit

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Zorg voor een groot vel papier en een pen

Slide 7 - Tekstslide

Hoe zit het met jouw geheugen? 
  • Je krijgt zo een poster te zien
  • Kijk hier goed naar en neem de poster in je op
  • Na een aantal minuten is het de bedoeling dat je de poster na tekent  

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Je geheugen kan je bedriegen
Wanneer iemand getuige is van een gebeurtenis, dan slaan ze twee soorten informatie op. Aan de ene kant heb je de informatie die verzameld hebben toen ze van de gebeurtenis zelf getuige waren. Anderzijds is er de informatie die ze na de gebeurtenis verzameld hebben.

Slide 10 - Tekstslide

Geheugen
  • Meestal slaagt een persoon erin om slechts 20% te registreren van wat ze zien. 
  •  Ook al kan iets belangrijk zijn, toch concentreren we ons niet op de details. We zien daarentegen alleen maar het grote plaatje.
  • Het soort vragen waarop de ooggetuige moet antwoorden, kunnen een grote invloed hebben op wat ze zich herinneren.
  • De leeftijd (en uiterlijk) van de getuige kan ook een vooroordeel creëren.
  • Als de persoon zich gestrest of angstig voelt, dan zal hij meer problemen hebben om zich iets te herinneren.
  • Je korte termijn geheugen heeft slechts 7 plekken. 

Slide 11 - Tekstslide

Verdachten verhoor
Inleiding
Persoonsgericht verhoor
Zaakgericht verhoor
Afsluiten

Slide 12 - Tekstslide

Waarom is een persoonsgericht verhoor?

Slide 13 - Open vraag

Model persoons gericht verhoor 
Fase 
Activiteit 
Openen
Aangeven wat het doel van het gesprek is
Persoonsgerichte onderwerpen
- Aanvullen en toetsen informatie over de persoon van de verdachte
- Opbouwen werkrelatie
- Vaststellen verklaringsbereidheid
- Wanneer nodig: 
bevorderen verklaringsbereidheid
observeren gedrag en interactie verdachte en verhoorder
spanningsniveau van verdachte normaliseren 
genereren van tactische aanwijzingen 
Afsluiten
Uitleg geven van de verdere procedure

Slide 14 - Tekstslide

Persoonsgericht verhoor
• Contact te maken
• Verklaringsbereidheid te bereiken
• Persoon in de Ja- stand te krijgen
• zodat hij /zij in vrijheid kan verklaren.

Slide 15 - Tekstslide

Waarom: Je wilt meer weten over de verdachte
• Wie is hij?
• Wat is zijn achtergrond?
• Hoe denkt hij?
• Hoe reageert hij?
• Hoe gaat hij om met de verhoorders?
• Welke onderwerpen zijn beladen/ onbeladen en waaraan merk/ zie je dat.

Slide 16 - Tekstslide

Welke thema's worden er besproken?

Slide 17 - Woordweb

Voorbeeld persoonsgericht verhoor

Slide 18 - Tekstslide

inhouds- en belevingsvragen
  • Inhoudsvragen
    Inhoudsvragen zijn meer concrete vragen, vragen naar handelingen, feitelijkheden en gedragingen.

Voorbeelden:
· Wat doe je in je vrije tijd?
· Wat deed je gisteravond?
· Wat houdt je werk in?

  • Belevingsvragen
Belevingsvragen zijn vragen over de beleving van de verdachte: zijn gedachten en gevoelens.
Voorbeelden:
· Wat vind je ervan dat ….?
· Wat doet het met je dat….?
· Wat voelde je toen….?
· Wat dacht je toen …..?










Slide 19 - Tekstslide

Hoogrendementsvragen 
Hoogrendementsvragen zijn vragen aan uitersten.

Voorbeelden:
· Wat is het leukste dat je ooit hebt gedaan op vakantie?
· Wat vond je het meest lastig op je werk?
· Wat is het meest bijzondere dat je ooit meemaakte in een werksituatie?
· Wat is het ergste dat je ooit hebt gedaan toen je boos was? 




Slide 20 - Tekstslide

Getuigenverhoor 

Slide 21 - Tekstslide

Openen
  • Voorstellen en legitimeren
  • Geven van info hoe je bij de getuige terecht bent gekomen.  
  • Meedelen dat hij als getuige wordt verhoord.
  • Informeren over audio (visuele) registratie.
  • Verstrekken van afgewogen zaakinformatie. 
  • Geven info over de rol en plaats van de getuige in het strafproces. 
  • Uitleggen van de wijze waarop het verhoor zal worden uitgevoerd (voor structureren). 

Slide 22 - Tekstslide

Zaakgericht vragen stellen 
  • Verkrijgen spontaan verhaal. 
  • Vaststellen van de omstandigheden waaronder de getuige het voorval heeft waargenomen. 
  • Bepalen over welke onderwerpen de getuige nader bevraagd moet worden (tijdstip, gebeurtenis, signalementen, vluchtweg etc.)
  • Vragen stellen per onderwerp. 
  • Eventuele aanvullende vragen stellen naar aanleiding van onderzoeksgegevens en/of ervaring. 
  • Vragen welke info getuige van derden heeft gekregen. 

Slide 23 - Tekstslide

Afsluiten
  • Noteren/verifiëren persoonsgegevens van de getuige.  
  • Geven van naam, bureau en telefoonnummer van de verhoorder waarop getuige eventueel kan terugvallen. 
  • Getuige instrueren om geen informatie over de zaak naar buiten te brengen. 
  • Verstrekken van aanvullende informatie, bedanken etc. 
  • Eventueel geven van emotionele ondersteuning en/of adequaat doorverwijzen. 

Slide 24 - Tekstslide

Kwetsbare personen

Slide 25 - Tekstslide

Wie verstaan we onder kwetsbare personen?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Video

Kwetsbare personen
  • Personen jonger dan achttien jaar (op het moment van het plegen van het delict)
  • Personen met een verstandelijke beperking
  • Personen met een cognitieve functiestoornis (NAH, Parkinson, Alzheimer, hersenbloeding)
  • Personen met een psychische stoornis

Slide 28 - Tekstslide

Hoe herken je kwetsbare personen?

Slide 29 - Open vraag

Hoe herken je kwetsbare personen?
  • Motoriek: Ongecontroleerde bewegingen, niet stil kunnen zitten, gedeeltelijke verlamming (dissociatie).
  • Oogcontact: Iemand kijkt je niet of extreem lang aan.
  • Gedrag: Gespannen, paniekerig, passief of opstandig.
  • Concentratie en denkvermogen: Kan de aandacht niet vasthouden, snel afgeleid, verhaal is onsamenhangend, reageert op geluiden die er niet zijn.
  • Uitdrukkingsvermogen: Van de hak op de tak springen, moeilijk te volgen.
  • Taalbegrip en - productie: Taal wordt in de verkeerde context gebruikt, begrijpt uitdrukkingen niet, is traag met antwoorden, neemt taal letterlijk.  

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Hoe om te gaan met kwetsbare personen?

Slide 32 - Open vraag

Tips
  • Stel 1 vraag per keer
  • Gebruik geen vaktaal
  • Sommige personen hebben een hulpkaart
  • Voer het gesprek met iemand die de persoon kent 
  • Vraag na hoe je het beste met de persoon kunt omgaan  

Slide 33 - Tekstslide

Afsluiten 
Vragen? 

Meer over kwetsbare doelgroepen? 
Verdachten_en_slachtoffers_met_Licht_Verstandelijke_Beperking.pdf


Slide 34 - Tekstslide