Samengestelde zinnen

Nakijken vorige lessen
Taalverzorging H1 leestekens
Taalverzorging H1 werkwoorden in tt en vt
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nakijken vorige lessen
Taalverzorging H1 leestekens
Taalverzorging H1 werkwoorden in tt en vt

Slide 1 - Tekstslide

Leestekens
Opdracht 2
1 Heb jij melk en suiker in je koffie?
4 De beveiliger op Schiphol zei streng: ‘Jullie moeten je paspoort laten zien!’
6 In de vakantie hebben we gezwommen, gesnorkeld en gefietst.

Slide 2 - Tekstslide

Leestekens

Opdracht 3
1 Zijn jullie ook in Gelderland geweest deze zomer?
2 Ido is een half uurtje later op training, omdat hij een lekke band heeft.
3 De organisatie legde uit: ‘Als je over de finsh komt, krijg je een medaille, een flesje drinken en een broodje.’
4 Kaj meldt bij de trainer: ‘Wanneer ik morgen niet beter ben, kom ik niet trainen.’
5 Laura vroeg aan Isa: ‘Hoe heb je dat nou weer gefixt?’

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Opdracht 2
tt – ik-vorm vt – ik-vorm sterk / zwak werkwoord
ik bons               ik bonsde                          zwak
ik durf                ik durfde                            zwak
ik graaf              ik groef                               sterk
ik kies                 ik koos                                sterk
ik leef                 ik leefde                             zwak
ik lees                ik las                                     sterk        
ik nies                ik niesde                             zwak


Slide 4 - Tekstslide

werkwoordspelling
Opdracht 3
1 Door heel hard te schreeuwen, verraadt Jolan waar iedereen verstopt zit.
2 Jesse vermoedt dat zijn pc besmet is met een virus.
3 Meld jij de schade bij de verzekering?
4 Wie vindt België een mooi land om op vakantie te gaan?
5 Op deze weg geldt een inhaalverbod voor vrachtwagens.
6 Wanneer word ik eigenlijk opgehaald?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Doel:
1. Je kunt samengestelde zinnen herkennen.
2. Je kunt het onderwerp en de persoonsvorm uit een samengestelde halen.

Slide 7 - Tekstslide

theorie
Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen. 
Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.
Met een voegwoord, zoals maar, omdat of want, kun je van twee korte zinnen een samengestelde zin maken:
– Jelmer fietst naar huis. Robbert neemt de bus.
– Jelmer fietst naar huis, maar Robbert neemt de bus.

Slide 8 - Tekstslide

theorie
In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog meer werkwoorden staan. Bijvoorbeeld:


Slide 9 - Tekstslide

theorie
Zo vind je de persoonsvormen en onderwerpen in een samengestelde zin

1. Zet de zin in een andere tijd. De werkwoorden die veranderen, zijn persoonsvormen. Bijvoorbeeld:
– Yiminah bewaart alle leuke mails, zodat ze die later nog eens door kan lezen. →
– Yiminah bewaarde alle leuke mails, zodat ze die later nog eens door kon lezen.

2. Stel bij elke persoonsvorm de vraag: wie/wat + pv? Het antwoord is het onderwerp. Bijvoorbeeld:
– Wie bewaart? → Yiminah = ow
– Wie kan? → ze = ow

Slide 10 - Tekstslide

Aan het werk
10 minuten (in rust) werken aan opdracht 1 en 2

Daarna gaan we het nakijken, zorg dat het af is!

Slide 11 - Tekstslide

Zoek alle werkwoorden:
Onze hond was helemaal vies, omdat hij in de sloot was gesprongen.
A
was - gesprongen
B
was - vies
C
was - was - gesprongen
D
was - gesprongen

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn de persoonsvormen?
Onze hond was helemaal vies, omdat hij in de sloot was gesprongen.

Slide 13 - Open vraag

Wat zijn de onderwerpen?
Onze hond was helemaal vies, omdat hij in de sloot was gesprongen.
A
onze hond - hij
B
onze hond
C
hij - sloot
D
onze hond - sloot

Slide 14 - Quizvraag