Meten en meetkunde deel 1

         Fase 2                                                        

Leerplein 16 dec 2024

Meten

Les praktisch rekenen
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

         Fase 2                                                        

Leerplein 16 dec 2024

Meten

Les praktisch rekenen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
1. Na deze les ken je de standaardmaten en hun afkortingen:
mm, cm, dm, m, dam, hm, km.
2. Na deze les weet je welk meetinstrument je het beste in welke situatie kunt gebruiken. 
3. Na deze les weet je welke lengtemaat je het beste in welke situatie kunt gebruiken?

Slide 2 - Tekstslide

Meten is weten
Wat wordt er met deze uitdrukking bedoeld?
Waarom is het belangrijk om iets te meten?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

welke lengtematen
ken je?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

De afstand naar Haarlem of Amsterdam geef ik aan in ..........
A
meter
B
kilometer
C
hectometer
D
centimeter

Slide 7 - Quizvraag

De punt van een potlood geef ik aan in....
A
decimeter
B
centimeter
C
decameter
D
millimeter

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

De hoogte van een deur is ongeveer....
A
2 decimeter
B
20 centimeter
C
5 meter
D
2 meter

Slide 10 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met de zin:
De achtertuin is 15 meter diep.
A
Hoe diep je kunt graven.
B
Hoe lang de tuin is.
C
Wat de oppervlakte van de tuin is.
D
Wat de omtrek van de tuin is.

Slide 11 - Quizvraag

Waarmee kun je nauwkeurig meten?
(welk gereedschap/gebruiksvoorwerp)

Slide 12 - Woordweb

Welke meetinstrumenten ken je?
Denk even voor jezelf na.
Overleg 1 minuut met degende direct naast je. (Zachtjes fluisteren).
Na 1 minuut bespreken we het klassikaal.

Slide 13 - Tekstslide

Meetinstrumenten
Welk woord hoort bij welk meetinstrument?
Liniaal - meetlint - rolmaat 

Slide 14 - Tekstslide

Als je een rechte lijn wil tekenen, dan gebruik je een
A. rolmaat
B. liniaal
C. meetlint

Slide 15 - Tekstslide

Als je wil weten hoe dik je bovenbeen is, dan gebruik je een 
A. rolmaat
B. liniaal
C. meetlint

Waarom zou je meten hoe dik je bovenbeen is?

Slide 16 - Tekstslide

Als je wil weten hoe lang en hoe breed je slaapkamer is, dan gebruik je een 
A. rolmaat
B. liniaal
C. meetlint

Waarom zou je de lengte en de breedte van je slaapkamer meten?

Slide 17 - Tekstslide

En nu gaan we zelf meten
1. We verdelen de klas in drie groepjes.
2. Ieder groepje krijgt één taak:
- Een groepje meet op hoe hoog de metalen kast achterin is.
- Een groepje bedenkt hoe je het handigst de lengte van één van de mensen in het groepje kunt meten. Dan meet je de lengte.
- Een groepje gaat bedenken hoeveel kisten er op de uitlegtafel passen.




Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Waarmee kun je niet nauwkeurig meten?
A
Je duim
B
Een liniaal
C
Een rolmaat
D
Een winkelhaak

Slide 20 - Quizvraag

Welk gereedschap gebruik je om de deur op te meten?
A
Winkelhaak
B
Duimstok
C
Liniaal
D
Rolmaat

Slide 21 - Quizvraag

Waar moet je op letten
bij nauwkeurig meten?

Slide 22 - Open vraag

Doel 
Ik kan rekenen van MM naar CM naar M naar KM

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Zet op volgorde van klein naar groot
KLEIN
GROOT
2 DM
6 CM
1 M
120 MM

Slide 26 - Sleepvraag

Zet op volgorde van klein naar groot
KLEIN
GROOT
190 CM
340 MM
2 M
25 DM

Slide 27 - Sleepvraag


A
Marc
B
Jennifer

Slide 28 - Quizvraag


A
Stefan
B
Sylvana

Slide 29 - Quizvraag


A
Lisa
B
Pjotr

Slide 30 - Quizvraag


A
Piet
B
Harry

Slide 31 - Quizvraag

Hoeveel mm is 1 cm?
A
1
B
10
C
100
D
1.000

Slide 32 - Quizvraag

Hoeveel meter is 1 kilometer?
A
1
B
10
C
100
D
1.000

Slide 33 - Quizvraag

10 millimeter = ........... centimeter
A
0,1
B
1000
C
100
D
1

Slide 34 - Quizvraag

Hoeveel meter is het naar Grijpskerk?
A
6000
B
600
C
6
D
60

Slide 35 - Quizvraag

De lengte van een armband is 9 cm. Hoeveel mm is dat?

Slide 36 - Open vraag

De lengte van een kano
is 2 m hoeveel dm is dat?

A
20
B
20 dm
C
0,2
D
0,2 dm

Slide 37 - Quizvraag

Hoeveel cm is 1 meter?
A
1
B
10
C
100
D
1.000

Slide 38 - Quizvraag

Hoeveel mm is een liniaal ongeveer?
A
3
B
30
C
3000
D
300

Slide 39 - Quizvraag

De man is 2.20 m lang.
Hoeveel cm lang is hij?
A
22 cm
B
2.200 cm
C
22.000 cm
D
220 cm

Slide 40 - Quizvraag

Een handbagage koffer mag 55 cm lang zijn.
55 cm = ............. m
A
55
B
0,000055
C
0,55
D
5.500

Slide 41 - Quizvraag

De Boeing 747 is 70 meter lang.
70 meter = ............... cm
A
7
B
0,7
C
7.000
D
70

Slide 42 - Quizvraag

Lesdoelen behaald?
1. Wat betekent de afkorting dam? 
A. decimeter?
B. decameter?
2. Een meetlint gebruik je om een rechte lijn te tekenen.
A. Ja 
B. Nee.

3. Na deze les weet je welke lengtemaat je het beste in welke situatie kunt gebruiken?

Slide 43 - Tekstslide

Lesdoelen behaald?
3. Je eigen lengte geef je aan in 
A. millimeters
B. meters

Slide 44 - Tekstslide

Wat heb je geleerd tijdens deze les?

Slide 45 - Woordweb