January 28

English Lesson January 26
Lesson goals

I know vocabulary about travelling and feelings and emotions
I can make comparisons
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

English Lesson January 26
Lesson goals

I know vocabulary about travelling and feelings and emotions
I can make comparisons

Slide 1 - Tekstslide

Check homework



Check homework: test jezelf 3.2 + 3.3

Questions about your homework?

Slide 2 - Tekstslide

Quizlet 3.2 + 3.3
Go to Quizlet.live
Fill in the code

Slide 3 - Tekstslide

Comparisons

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Comparatives and superlatives
Trappen van vergelijking
- Comparative: vergrotende trap
- Superlative: overtreffende trap
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.
A
B
C

Slide 6 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
Woorden van 1 lettergreep:
- Comparative: -er
- Superlative: -est
old
older
oldest

Slide 7 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
1.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -e,
gebruik dan -r en -st.
large
larger
largest
Spellingsregels:

2.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op medeklinker + y,
gebruik dan -ier en -iest.
happy
happier
happiest

Slide 8 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
hot
hotter
hottest
Spellingsregels:

3.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op 1 klinker (a, e, i, o, u)
+ 1 medeklinker, medeklinker verdubbelen
big
bigger
biggest

Slide 9 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
Woorden van 3 lettergrepen of meer:
- Comparative: more
- Superlative: most
expensive
more expensive
most expensive

Slide 10 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
famous
more famous
most famous
Zelfde regel geldt voor bijvoorbeeld: famous en boring
boring
more boring
most boring

Slide 11 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
good/well
better
best
Uitzonderingen (uit je hoofd leren!)
bad/ill
worse
worst
much/many
little
more
less
most
least

Slide 12 - Tekstslide

1. The clothes here are ____
(good) than in my town.

Slide 13 - Open vraag

2. That’s my ______
(bad) mark ever!

Slide 14 - Open vraag

3. That’s the _____
(disgusting) meal I’ve ever had!

Slide 15 - Open vraag

4. I hope your team’s _______
(lucky) today than last week.

Slide 16 - Open vraag

I can make the correct comparative and I know what I have to study for the test
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Things to do
You can practise:
 vocabulary on: Quizlet, WRTS or All Right
Grammar on: Learnbeat or Versterk Jezelf on All Right

Testweek: SO Unit 3.2+3.3 
study 128 +129+130

Slide 18 - Tekstslide