H3 Taalverzorging - Het onderwerp
1 / 25
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Op welke drie plaatsen kun je een voorbeeld vaak vinden?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Typ in 30 seconde zo veel mogelijk mensen, dieren of dingen die dit kunnen: vliegen.
timer
0:30
Slide 6 - Open vraag
Typ in 30 seconde zo veel mogelijk mensen, dieren of dingen die dit kunnen: springt.
timer
0:30
Slide 7 - Open vraag
Wat is het verschil tussen de woorden vliegen en springt?
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Wat is een onderwerp?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Wat heeft de persoonsvorm met het onderwerp te maken?
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Welke vraag stel je om achter het onderwerp te komen?
A
Wie of wat + verleden tijd
B
Wie of welke + persoonsvorm
C
Wie of wat + persoonsvorm
D
Wanneer of waarom + persoonsvorm
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
3. De supermarkt sluit op zaterdag om 6 uur.
persoonsvorm:
vraag om het onderwerp te vinden:
onderwerp:
persoonsvorm:
vraag om het onderwerp te vinden:
onderwerp:
Slide 17 - Open vraag
2. De ober brengt ons twee lekkere broodjes.
persoonsvorm:
vraag om het onderwerp te vinden:
onderwerp:
persoonsvorm:
vraag om het onderwerp te vinden:
onderwerp:
Slide 18 - Open vraag
5. Op donkere dagen controleert de politie vaker fietsverlichting.
persoonsvorm:
onderwerp:
persoonsvorm:
onderwerp:
Slide 19 - Open vraag
4. Lezen jullie graag griezelverhalen?
persoonsvorm:
onderwerp:
persoonsvorm:
onderwerp:
