Thema 6 - B3 Samenleven WTS

Thema 6 Ecologie en duurzaamheid
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 6 Ecologie en duurzaamheid

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen B2
Voedselrelaties en kringlopen

Slide 2 - Tekstslide

Producenten
Consumenten
Afvaleters
Reducenten
Mineralen

Slide 3 - Sleepvraag

In de afbeelding is de kringloop van water schematisch weergegeven. Drie pijlen zijn genummerd.

Bij welke pijl vindt verdamping plaats?
A
Bij pijl 1
B
Bij pijl 2
C
Bij pijl 3

Slide 4 - Quizvraag

Sleep de woorden naar de juiste plekken in de koolstof kringloop.
Fotosynthese
verbranding
glucose
plantaardige energierijke stoffen
energierijke stoffen in bacterie en schimmels
energierijke stoffen in dieren
verbranding
verbranding

Slide 5 - Sleepvraag

Is het afval biologisch afbreekbaar of niet?
Biologisch afbreekbaar
Niet biologisch afbreekbaar
1. De stronk van een broccoli.  
2. Het klokhuis van een appel. 
3. Het plasticbakje van een tros druiven. 
4. Het stokje van een lolly. 

Slide 6 - Sleepvraag

Wat voor dingen vind je het meest in  de plastic soep?

Slide 7 - Sleepvraag

Leerdoelen B3 Samenleven
  • Je kunt uitleggen wat een biologisch evenwicht is. 
  • Je kunt uitleggen hoe soorten afhankelijk zijn van elkaar voor voedsel, een schuilplaats en voortplanting. 

Slide 8 - Tekstslide

Populatiegrootte
De populatiegrootte is het aantal organismen in een populatie. 

De populatiegrootte hangt af van de invloeden uit de omgeving, dus van biotische en abiotische factoren.

Slide 9 - Tekstslide

Als alle biotische en abiotische factoren in een ecosysteem gunstig zijn voor een populatie, is de kans groot dat een populatie groeit. 

Slide 10 - Tekstslide

Biologisch evenwicht

= schommelen van populatiegrootte door de jaren heen om een evenwichtswaarde

Slide 11 - Tekstslide

Wat is populatiegrootte?
A
Aantal verschillende soorten in een gebied.
B
Aantal organismen in het ecosysteem.
C
Aantal organismen in het hele land.
D
Aantal organismen van dezelfde soort in een gebied.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is van invloed op een populatiegrootte?
A
hoeveelheid voedsel
B
natuurlijke vijanden
C
ziekte verwekkers
D
A, B en C

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noemen we het schommelen van de populatiegrootte?
A
Biologisch evenwicht
B
Uitsterven en bijkomen
C
Roofdier en prooidier
D
Biotische en abiotische factoren

Slide 14 - Quizvraag

Samenleven
Relaties in en tussen populaties: 
Concurrentie
   om partner, veilige plek en voedsel 
- Samenwerken/ afspraken maken:
  jagen (leeuwen), verdedigen (vissen) 
  mieren (taakverdeling kolonie).
                                                                           
Stokstaartje houdt de wacht

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Concurrentie 
In de video zagen we concurrentie:

Dat wil zeggen dat twee populaties strijden om dezelfde voedselbron of schuilplaats.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Samenwerken 
In de video zagen we samenwerking bij het jagen naar voedsel



Slide 19 - Tekstslide

Relaties binnen populatie

Rangorde: Eén dier is dan de baas.
Territorium: Gebied waar één dier leeft, of een groep dieren van dezelfde soort. Andere soortgenoten mogen er niet in. 

Paarvorming: Mannetje en een vrouwtje werken samen om zich voort te planten.

Slide 20 - Tekstslide

Relaties tussen soorten
Tussen populaties van verschillende soorten vindt vaak weinig concurrentie plaats, doordat soorten zich specialiseren.
Prooi = Veldmuis

Slide 21 - Tekstslide

Relaties tussen soorten
Symbiose: langdurige relatie tussen individuen van  
                        verschillende soorten.
- Mutualisme: beide individuen voordeel van relatie
- Commensalisme: 1 individu voordeel, ander neutraal 
- Parasitisme1 individu voordeel, ander nadeel.
Het Individu (parasiet) leeft op of in een individu van een ander soort (gastheer).  Parasiet: dier, plant of schimmel.

Slide 22 - Tekstslide

Relaties tussen soorten

Mutualisme
Relatie waarbij beide soorten voordeel hebben ( win win)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

commensalisme
Eén organisme heeft voordeel en het andere organisme heeft geen voordeel en geen nadeel 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Parasitisme
Parasitisme: symbiose waarbij een individu een voordeel heeft en het ander individu een nadeel heeft.

Parasiet: individu dat een voordeel heeft bij parasitisme. 

Gastheer: individu dat een nadeel heeft bij parasitisme

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Relaties tussen soorten (symbiose)
Symbiose
Soort A
Soort B
Mutualisme
Voordeel
Voordeel
Commensalisme
Voordeel
-
Parasitisme
Voordeel
Nadeel

Slide 29 - Tekstslide

Beide soorten hebben voordeel van de symbiose
Eén soort heeft een voordeel en de ander heeft geen nadeel
Eén soort heeft een nadeel, en de ander heeft een voordeel
Commensalisme
Parasitisme
Mutualisme
Symbiose

Slide 30 - Sleepvraag

Zet de verschillende soorten gedrag in de juiste kolom.
Samenwerken
Concurrentie

Territorium aangeven

Paarvorming

symbiose

Parasitisme

Slide 31 - Sleepvraag

Zelfstandig werken
Lees B3 Samenleven - onderstreep of markeer wat belangrijk is
Maak de opdrachten volgens de planning

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video