1. Ik zie een boom met groene blaadjes
2. We zien heel veel auto's op de parkeerplaats.
3. We zien veel auto's op de parkeerplaats, want de mensen werken in het gebouw naast de parkeerplaats.
4. Ik hoor vogels fluiten.
5. Ik zie de zon, want vandaag is het mooi weer.