Examentraining schrijven les 1

Module schrijven
Les 1: het examen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Module schrijven
Les 1: het examen

Slide 1 - Tekstslide

Examen schrijven 2F:
Doel:
  • Je kunt korte teksten schrijven, zoals een zakelijke mail, een zakelijke brief, een memo of een verslag.
  • Je kunt een formulier invullen.
  • Je gaat gericht oefenen voor het examen schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Het examen schrijven
  • Voor het examen schrijven ontvang je twee weken voor het examen een uitnodiging in je schoolmail
  • Controleer dus wekelijks je schoolmail!
  • In het examen wordt gelet op: inhoud, vorm (conventies) en taalverzorging
  • Inhoud telt het zwaarst, dus lees de opdracht heel goed en vergeet niet!

Slide 3 - Tekstslide

Het formulier
  • Een van de dingen die je nog heel vaak zult moeten invullen is een formulier
  • Dit is een een document waarin je alleen antwoord geeft op de vragen die gesteld worden
  • De antwoorden zijn heel vaak feiten als: naam, adres, rekeningnummer enz. 

Slide 4 - Tekstslide

Formulier

Slide 5 - Tekstslide

Wat is burgerlijke staat?
A
nationaliteit
B
gehuwd, ongehuwd, gescheiden, etc.
C
meerderjarig of minderjarig
D
BSN-nummer

Slide 6 - Quizvraag

In het examen vragen ze je banknummer. Moet je je eigen nummer invullen?
A
Ja, want het formulier moet naar waarheid ingevuld worden.
B
Ja, daarom moet je je ID en bankpas mee naar het examen nemen.
C
Nee, gebruik het nummer uit de opdracht of verzin!
D
Nee, want het is verboden privézaken in te vullen.

Slide 7 - Quizvraag

Het sollicitatieformulier vraagt naar naar voorbeelden van eigenschappen en kwaliteiten. Noem er eens een paar:

Slide 8 - Open vraag

Wat vul je in als het formulier vraagt naam:
A
je voornaam
B
je voorletters
C
je roepnaam
D
je achternaam

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een functie?
A
horecamedewerker
B
serveren
C
goed samenwerken
D
klantvriendelijk

Slide 10 - Quizvraag

Wat vul je in bij referentie?
A
de naam van je ouders
B
een vorige werkgever
C
iemand die iets positiefs over je kan zeggen
D
de naam van een collega

Slide 11 - Quizvraag

Wat vul je in bij de ondertekening van het formulier na het woord TE
A
de datum
B
je naam
C
de plaats (stad/dorp)
D
je handtekening

Slide 12 - Quizvraag

Welk adres is goed geschreven?
A
wildstraat 1 5042 wz Tilburg
B
Wildstraat 1 5042 WZ Tilburg
C
Wildstraat 1 5042 Tilburg
D
wildstraat 5042 wz Tilburg

Slide 13 - Quizvraag

Opbouw
zakelijke 
brief
                       1. adres schrijver brief
                          
2. adres ontvanger brief
                3. plaats en datum
                             4. onderwerp
                             5.aanhef

6.inhoud

7. slotgroet

8. naam

9. bijlage

Slide 14 - Tekstslide

Sleep de onderdelen van de brief in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
7
8
Adresgegevens van de geadresseerde.
Adresgegevens van de schrijver
Plaats, datum
Aanhef
Inleiding
Middenstuk/kern
Slot
Slotformule / naam

Slide 15 - Sleepvraag

Welke aanhef is goed?
A
Geachte mevrouw Carla van Huizen,
B
Geachte mevrouw van Huizen,
C
Geachte mevrouw Van Huizen,
D
Geachte mevrouw C. van Huizen,

Slide 16 - Quizvraag

Welke datum is goed geschreven?
A
Tilburg, 23.03.2021
B
Tilburg, 23 Maart 2021
C
Tilburg, 23 maart 2021
D
Tilburg 23 maart 2021

Slide 17 - Quizvraag

Welke uitspraak is goed?
A
Een zakelijke mail schrijf je in formele taal.
B
Een persoonlijke mail schrijf je in formele taal.
C
Een zakelijke mail schrijf je in informele taal.
D
Een persoonlijke mail is hetzelfde als een zakelijke mail.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een goede slotgroet in een zakelijke brief of mail?
A
Met vriendelijke groetjes,
B
Groetjes,
C
Doei,
D
Met vriendelijke groet,

Slide 19 - Quizvraag

Controleer je tekst aan de hand van deze vragen!

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht
Je hebt bij de NS een formulier ‘Geld terug bij vertraging’ ingeleverd omdat je meer dan een half uur later dan gepland op het station van Zwolle arriveerde. De NS wil de vergoeding niet uitkeren, omdat er volgens de betreffende medewerkster op die dag geen vertraagde trein naar Zwolle bekend is. Dit wordt jou in een brief medegedeeld, maar je bent het er niet mee eens en schrijft een brief terug.

Schrijf een zakelijke brief naar de NS. De adresgegevens mag je zelf verzinnen. 

Slide 21 - Tekstslide

Bouwplan
1. Adresgegevens
2. Aan wie schrijf je deze brief?
3. Plaats/datum
4.  Onderwerp
5. Aanhef
6. Alinea 1, inleiding
7. Kern
8. Slot 
9. Slotgroet
10. Naam

Antwoorden
1. Vul je eigen adresgegevens in
2. Verzin de adresgegevens van NS
3. plaats en datum van schrijven
4. Waar gaat de brief over?
5. Geachte heer, mevrouw,
6. Waarom schrijf je deze brief?
7.  Wat wil je zeggen/de boodschap
8. Verwachting
9.  Met vriendelijke groet,
10. Eigen naam

Slide 22 - Tekstslide

Wat is voor jou nog onduidelijk?

Slide 23 - Open vraag

Wat onthoud je van deze les?

Slide 24 - Open vraag

Samengevat
Let vooral op inhoud en taalvaardigheid.
De meeste punten krijg je voor de inhoud.
Je krijgt een casus, uit de casus haal je de informatie.
Maak een bouwplan als je aan het werk gaat.

Slide 25 - Tekstslide

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Wat wil je nog leren?

Slide 27 - Open vraag