16e en 17e eeuw bij Dautzenberg deel 3 (paragraaf 10 en 11)

De 16e en 17e eeuw
Literatuur: geschiedenis en theorie
Paragraaf 9 en 10
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De 16e en 17e eeuw
Literatuur: geschiedenis en theorie
Paragraaf 9 en 10

Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen in het kort

Slide 2 - Tekstslide

Historische achtergrond
Burgerij steeds machtiger en rijker, kerk verliest gezag:
Ontstaan de Absolute Monarchie: 
In Nederland: 
  • Tachtigjarige oorlog (1568-1648); 
  • In 1587 Republiek der Verenigde Nederlanden;
  • bloeiperiode in de Noordelijke Nederlanden;
  • Economische neergang Zuidelijke Nederlanden. 

Slide 3 - Tekstslide

De Renaissance
Een cultuurbeweging
Paragraaf 10 (blz. 32-33)

Slide 4 - Tekstslide

Kunst en cultuur: Renaissance
- wedergeboorte -
Nieuwe cultuurbeweging, ontstaan in 14e eeuw in Italië; 
Men zet zich af tegen de middeleeuwse cultuur en laat de klassieke cultuur herleven;
Humanisten: onderzoekers van de klassieke cultuur.
Erasmus is Nederlands bekendste humanist.

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerkend voor Renaissance
  1. Antropocentrisme: leven op aarde net zo belangrijk als het hiernamaals (t.o.v. Theocentrisme) 
  2. Individualisme: mens maakt niet langer deel van een groter geheel (stand, kerk, dorp), ieder mens is uniek. 
  3. Empirisme: zelf onderzoek doen op basis van zintuigelijke ervaringen, niet zomaar overnemen wat autoriteiten zeggen.

Slide 6 - Tekstslide

Homo universalis
Een universeel mens die op alle gebieden van de menselijke cultuur uitblonk.

Voorbeeld: 
Leonardo da Vinci: schilder, tekenaar, filosoof, beeldhouwer, uitvinder, architect, componist en kaartenmaker.




Slide 7 - Tekstslide

Empirisme 
Kennis opdoen door uit ervaringen te leren (experimenteren)
Empirisme zorgt voor wetenschappelijke opbloei
  • Natuurwetenschap: aarde draait om zon en niet andersom (Copernicus/Galilei); zwaartekracht (Newton)
  • Geesteswetenschappen: ontwikkeling grammatica en woordenboeken (taalkunde); bronnenonderzoek (geschiedschrijving); cartografie (geografie).

Slide 8 - Tekstslide

Tot hier herhaling
nu  "nieuwe stof"

Slide 9 - Tekstslide

Geloof
Door individualisme en het empirisme bestudeerde men de Bijbel opnieuw.

Gevolg:  Hervormingen  met als doel het ware geloof in ere herstellen.

Hervorming/Reformatie/ Protestantisme
Let op: nog steeds veel analfabeten!

Slide 10 - Tekstslide

Reformatie (1)
  • Betekent hervorming

  • In dit geval hervorming van de katholieke kerk

  • Begint aan het einde van de middeleeuwen, in de 15e eeuw

  • Protesteren tegen de macht en rijkdom (o.a. door aflaten) van de katholieke kerk

Slide 11 - Tekstslide

Reformatie (2)
  • Belangrijkste hervormers: Maarten Luther en Johannes Calvijn

  • In 1517 komt Luther met 95 stellingen (vooral tegen aflaten)

  • Hij hoopt dat de Paus mee wil denken en de Kerk zal hervormen

  • Luther wordt echter door de Paus in de ban gedaan

Slide 12 - Tekstslide

Waarom heeft Luther succes?
  • Door de uitvinding van de boekdrukkunst kunnen de teksten van Luther snel worden gekopieerd en verspreid.
  • Luther wordt gesteund én beschermd door machtige Duitse vorsten.
  • De ideeën (van eenvoud en soberheid) spreken veel arme gelovigen aan.
  • Veel gelovigen zijn het niet eens met de aflaten: Luther durft er iets van te zeggen.

Slide 13 - Tekstslide

Maarten Luther (1483-1546)
Duitse monnink die grote moeite had met de aflaten en levensstijl van de geestelijken. 
Veel aanhangers in Duitsland.
Johannes Calvijn (1509-1564)
Zwitserse hervormer die vond dat beelden niet in de Kerk thuishoorden. 
Veel aanhangers in Nederland

Slide 14 - Tekstslide

Gevolgen van de reformatie
  • Splitsing in de christelijke kerk (1517): ontstaan van de protestantse kerken (ook wel: hervormde- of gereformeerde kerk) naast de katholieke Kerk

  • Protestantse kerk spreekt veel (arme) mensen in West-Europa aan.

  • Vervolging van protestanten (ketters)

Slide 15 - Tekstslide

Verschillen middeleeuwen - renaissance

Slide 16 - Tekstslide

Kenmerken renaissancekunst
  1. Realisme: natuurgetrouw, zo echt mogelijk (perspectief/uitbeelden karakter, gevoelens, relatie)
  2. Estheticisme (= schoonheidsleer): kunst moet mooi zijn (symmetrie in kunst)
  3. Classicisme: weergeven taferelen klassieke oudheid en mythologie  

Slide 17 - Tekstslide

De geboorte van Venus (Botticelli)

Slide 18 - Tekstslide

Niet realistisch: anatomie, perspectief en historische juistheid
Giotto di Bondone: de bezwering van christus

Slide 19 - Tekstslide

Huyswerck 4 februari
Lees paragraaf 12: literatuur en taal
Maak een samenvatting van deze paragraaf
Maak  nu de volgende opdrachten (= ook huiswerk)

Slide 20 - Tekstslide

Een paar vragen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Waarom is de 'vitruviusman' zo'n sterk beeld voor de renaissance?

Slide 23 - Woordweb

Vul aan:
Antropocentrisme is de opvatting dat

Slide 24 - Open vraag

Vul aan:
Individualisme is de opvatting dat

Slide 25 - Open vraag

Vul aan:
Empirisme is de opvatting dat

Slide 26 - Open vraag

Wat is het tegenovergestelde van antropocentrisme?
A
estheticisme
B
classicisme
C
theocentrisme
D
realisme

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de invloed van het empirisme en individualisme op het geloof?
A
Men ging de bijbel bestuderen en kwam tot de conclusie dat alles goed gaat.
B
Men ging de bijbel bestuderen en nam niet langer zonder meer aan wat de kerk zei.
C
Men ging het geloof van binnenuit (binnen de RK-kerk) hervormen.
D
Door het bestuderen van de bijbel wist men eindelijk wat het ware geloof was.

Slide 28 - Quizvraag

Veel mensen geloofden ook na de middeleeuwen nog in heksen. Tot wanneer duurde de heksenvervolgingen?
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw

Slide 29 - Quizvraag