2.1 geld maakt het makkelijker

2.1 - Geld maakt het makkelijker
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.1 - Geld maakt het makkelijker

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat chartaal geld is.
  • Je weet wat giraal geld is.


  • Je kunt voorbeelden geven van elektronisch betalen.
  • Je kunt een nieuw saldo berekenen.



Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wist je dat?
- Muntgeld al bestaat sinds de tijd van de Grieken en de Romeinen?
- in 960 vonden de Chinezen papiergeld uit;
- Marco Polo ontdekte dit en vertelde dit door;
- Europeanen gingen pas in 1800 bankbiljetten gebruiken



Slide 4 - Tekstslide

Soorten geld
Er zijn 2 soorten geld:

Chartaal (= munten en bankbiljetten, wat je kunt aanraken)

Giraal (= geld dat op de bank/je bankrekening staat, wat je niet kunt aanraken)

Slide 5 - Tekstslide

2.1 Pinpas of portemonnee? 
Stel: Je brengt je verjaardagsgeld naar de bank om op je betaalrekening te zetten.
Na een maand pin je bij de geldautomaat € 20 euro.
  • Wat gebeurt er met de geldsoorten?
1.
2.
3.

Slide 6 - Tekstslide

Veiligheid


In de middeleeuwen: Steeds meer verschillende soorten munten en wisselen van geld zorgden voor onduidelijkheid

Maar ook was het onveilig om veel geld op zak te hebben




Slide 7 - Tekstslide

Geld
  1. Elke stad heeft eigen munt. Niet heel handig voor de handel om steeds geld te wisselen. 

  2. Mensen gaan zich specialiseren in het wisselen van geld en banken ontstaan

  3. Ontstaan giro (omloop). Hierdoor kon je geld overschrijven naar een bankrekening zonder het goud/geld van de bank af te halen

Slide 8 - Tekstslide

0

Slide 9 - Video

Pinnen of contant?
  • Wanneer jij in de winkel pint betaal je giraal.
  • Via je pinpas, telefoon of het internet betalen:
    elektronisch betalen 
  • Geld wordt overgemaakt van jouw rekening naar de ander

Slide 10 - Tekstslide

  • Saldo = bedrag op je bankrekening/account staat

Slide 11 - Tekstslide

Nieuw saldo berekenen
Oud saldo
+ Ontvangsten ( bijgeschreven )
- Uitgaven   ( afgeschreven )
------------
Nieuw saldo


Slide 12 - Tekstslide

Je hebt een saldo van 80,- euro op je bankrekeing staan.
Je hebt in het weekend klusjes gedaan en daar 24 euro voor gekregen. Maar je hebt ook nieuwe handschoenen gekocht voor 9 euro. Wat is je nieuwe saldo?

Slide 13 - Open vraag

Zelfstandig werken
Paragraaf 2.1 ECONOMIEBOEK!
Opdracht 1 t/m samenvatting


Slide 14 - Tekstslide