Les 1 Communicatie - Vertrouwensrelatie

COMMUNICATIE
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

COMMUNICATIE

Slide 1 - Tekstslide

Vertrouwensrelatie
Vertrouwen: Het geloof (de verwachting) dat de ander eerlijk en oprecht is, het gevoel dat je op de ander kunt rekenen
Wederkerig

Relatie: Professioneel, functioneel en tijdelijk
Niet wederkerig

Slide 2 - Tekstslide

Wat is volgens jou het verschil tussen het verlenen van zorg aan een cliënt met wie je geen vertrouwensrelatie hebt en een cliënt met wie je dat wel hebt?

Slide 3 - Tekstslide

Vertrouwen betekent voor mij...

Slide 4 - Open vraag

Ik vertrouw ... omdat ...

Slide 5 - Open vraag

Ik wantrouw iemand als hij ...

Slide 6 - Open vraag

Van een vertrouwensrelatie is sprake als ...

Slide 7 - Open vraag

Een ander moet mijn vertrouwen verdienen.
A
eens
B
oneens

Slide 8 - Quizvraag

Zelfvertrouwen is een voorwaarde om een vertrouwensrelatie op te bouwen.
A
eens
B
oneens

Slide 9 - Quizvraag

Werken aan een vertrouwensrelatie
  1. eerste indruk
  2. actief luisteren
  3. transparant handelen
  4. congruent handelen
  5. afstemmen op de cliënt

Slide 10 - Tekstslide

1. Eerste indruk
"Je krijgt nooit een tweede kans voor een eerste indruk"

Binnen enkele seconden vormt de cliënt een beeld van de zorgverlener. Heb ik wat aan je en ben je er voor mij?

Combinatie van verschillende factoren: uiterlijk, manier van spreken, mimiek, lichaamshouding, geur, stemklank.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

DE 4 LUISTERVAARDIGHEDEN voor actief luisteren
  1. Aandachtgevend gedrag
  2. Vragen stellen
  3. Samenvatten en ordenen
  4. Gevoelsreflectie

Slide 13 - Tekstslide

1. Aandachtgevend gedrag
  • Non-verbaal aandachtgevend gedrag
  • Verbaal aandachtgevend gedrag



Slide 14 - Tekstslide

2. Vragen stellen
Er zijn goede en slechte vragen.

Vragen moeten aansluiten op het verhaal van de spreker. Maar dit geldt niet altijd, een vraag kan ook bedoeld zijn om de spreker weer op het juiste 'vertelpad' te krijgen.

Open versus gesloten vragen


Slide 15 - Tekstslide

3. Samenvatten en ordenen
Als luisteraar kun je de spreker laten merken dat je goed luistert door af en toe even op een rijtje te zetten wat er zoal is besproken.

Bijv.: "We hebben vooral over je werk gesproken. Je hebt verteld dat je het niet zo naar je zin hebt, omdat je telkens hetzelfde moet doen. Heb je daar al met iemand over gesproken?"

Slide 16 - Tekstslide

5. Gevoelsreflectie
Reflecteren betekent: terugkaatsen, overdenken.

Wanneer je als luisteraar de gevoelens van de spreker reflecteert, geef je in eigen woorden weer welke gevoelens in zijn boodschap doorklinken.

Bijv.:
  • "Voel je je teleurgesteld, omdat het telkens maar niet wil lukken?"
  • (spreker bloost en kijkt weg) "Vind je het moeilijk om hierover te praten?"
  • "Ik kan me voorstellen dat je er erg van bent geschrokken"

Slide 17 - Tekstslide

Welke luistervaardigheden herken jij in het volgende filmpje?

Slide 18 - Tekstslide

0

Slide 19 - Video