Workshop H4 "How to use a dictionary"

Workshop H4 "How to use a dictionary" 
AND

Examenidioom Engels
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Workshop H4 "How to use a dictionary" 
AND

Examenidioom Engels

Slide 1 - Tekstslide

Learning goals
At the end of this lesson you...
... can determine IF you need a dictionary
... find the appropriate translation of an unfamiliar word
...have an idea what the examidiom is

Slide 2 - Tekstslide

WHEN to use your dictionary
* the word is unknown to you
* you are unable to guess the meaning from the rest of the sentence
* it does not look or sound like another word you know

Slide 3 - Tekstslide

The basics
... the words in your dictionary are always in ALPHABETICAL order
... the guide words at the top of the pages show the first and last words on those pages
... be aware of what kind of word you are looking for (noun, verb, adjective?)
... only the root of the word you are looking for will be in your dictionary

Slide 4 - Tekstslide

Zet in alfabetische volgorde:

1. gorilla    2. gorgeous    3. grand    4. group    5. great
A
2 - 1 - 3 - 5 - 4
B
3 - 2 - 1 - 4 - 5
C
1 - 2 - 3 - 4 - 5
D
1 - 3 - 2 - 5 - 4

Slide 5 - Quizvraag

Which word comes first in the dictionary?
A
consider
B
consumer

Slide 6 - Quizvraag

Which word comes first in the dictionary?
A
consult
B
construct

Slide 7 - Quizvraag

Which word comes first in the dictionary?
A
teach
B
teacher

Slide 8 - Quizvraag

Which word comes first in the dictionary?
A
connect
B
constrain

Slide 9 - Quizvraag

Which word comes first in the dictionary?
A
thigh
B
tight

Slide 10 - Quizvraag

Example of how to read a dictionary
1. Het woord dat je moet opzoeken.
2. De uitspraak van het woord.
3. Het aantal woordsoorten wordt aangeven, in dit geval 2, zowel een zelfstandig naamwoord als een werkwoord.
4. Woordsoort zoals bijvoorbeeld zelfstandig nw, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord.
5. Hier vul je het woord in dat je hebt opgezocht.
6. Voorbeelden in het Engels worden schuingedrukt. 

Slide 11 - Tekstslide

How to look...
Use the root of the word you are looking for

VERBS
ADVERBS
EXPRESSIONS?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Which of these words is also a verb?
arm - leg - thumb - head - stomach

Slide 14 - Open vraag

Gebruik je woordenboek.
Schrijf de definitie van "disingenuous" op.
timer
1:30

Slide 15 - Open vraag

Gebruik alleen je woordenboek.
Schrijf de definitie van "inconspicuous" op.
timer
1:30

Slide 16 - Open vraag

Gebruik je woordenboek.
Schrijf de definitie van "unequivocal" op.
timer
1:30

Slide 17 - Open vraag

Ben je beter geworden in je woordenboek inzetten op je toets?
A
Ja
B
Nee
C
Beetje
D
Weet niet

Slide 18 - Quizvraag

 Examenidioom

Slide 19 - Tekstslide

Translate: it claims

Slide 20 - Open vraag

Translate: it summarises

Slide 21 - Open vraag

Translate: after all

Slide 22 - Open vraag

Translate: besides

Slide 23 - Open vraag

Translate: a cause

Slide 24 - Open vraag

Translate: mocking

Slide 25 - Open vraag

Translate: charity

Slide 26 - Open vraag

Translate: still

Slide 27 - Open vraag

Translate: whereas

Slide 28 - Open vraag

Translate: indifferent

Slide 29 - Open vraag

Translate: indignant

Slide 30 - Open vraag

Translate: improvement

Slide 31 - Open vraag

Translate: to blame

Slide 32 - Open vraag

Translate: inquiry

Slide 33 - Open vraag

'what is more' valt in welke categorie
A
tegenstellingen
B
voorwaarde
C
uitbreiding / opsomming
D
gevolg / conclusie

Slide 34 - Quizvraag

'since' valt in welke categorie?
A
reden / oorzaak
B
tijd / volgorde
C
gevolg / conclusie
D
tegenstellingen

Slide 35 - Quizvraag

Translate: legal

Slide 36 - Open vraag

Translate: policy

Slide 37 - Open vraag

Translate: such as

Slide 38 - Open vraag

Translate: so

Slide 39 - Open vraag

Translate: significant

Slide 40 - Open vraag

Translate: department

Slide 41 - Open vraag

'therefore' valt in welke categorie
A
voorwaarde
B
uitbreiding / opsomming
C
tegenstellingen
D
gevolg / conclusie

Slide 42 - Quizvraag

'in spite of' valt in welke categorie?
A
uitbreiding / opsomming
B
reden / oorzaak
C
tegenstellingen
D
voorwaarde

Slide 43 - Quizvraag

Translate: to demand

Slide 44 - Open vraag

Translate: access

Slide 45 - Open vraag

Translate: then again

Slide 46 - Open vraag

Translate: certainly

Slide 47 - Open vraag

Translate: performance

Slide 48 - Open vraag