Les ?. Herhaling meer dan lezen voor toetsweek

Welkom 2B2


Zitten op je eigen plek en laptop nog dicht.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2B2


Zitten op je eigen plek en laptop nog dicht.

Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag
Herhalen voor de toetsweek

Slide 2 - Tekstslide

Moeilijke woorden
Onderwerp van een tekst = Waar de tekst over gaat 
(1 of een paar woorden, bijvoorbeeld: haaien / hippe games)

Slide 3 - Tekstslide

Moeilijke woorden
Hoofdgedachte van een tekst = 
Wat de schrijver zegt over het onderwerp.

"Steeds minder haaien in de Noordzee"

Slide 4 - Tekstslide

Moeilijke woorden
Tegenstelling:
tegenovergestelde van een woord

Voorbeeld: groot-klein, binnen-buiten, lang-kort, schoon-vies

Slide 5 - Tekstslide

Moeilijke woorden
Synoniem:
Een woord dat hetzelfde betekent als een ander woord

Voorbeeld: huis-woning, weer-opnieuw, vuil-vies

Slide 6 - Tekstslide

Moeilijke woorden
Opsomming:
Dit en dit en dit
Voorbeelden:
Ik heb een fiets, een broek en een jas gekocht.
We gaan maandag, dinsdag en woensdag naar de fitness.

Slide 7 - Tekstslide

Moeilijke woorden
Tekstdoel:
Wat het doel van de schrijver is.
Wat de schrijver wil bereiken met de tekst.


Slide 8 - Tekstslide

Moeilijke woorden
Tekstdoel:
Wat de schrijver wil bereiken met de tekst.
Voorbeeld: informatie geven (informeren),
jou vermaken/blij maken (amuseren), jou overhalen om iets te doen (overhalen), dat jij dezelfde mening krijgt (overtuigen)

Slide 9 - Tekstslide

Moeilijke woorden
Tekstsoort:
Wat voor soort tekst het .

Voorbeeld: nieuwsbericht, recensie/review, schoolboek, verslag, 

Slide 10 - Tekstslide

Oriënterend lezen
Lees de titel, kijk naar de afbeeldingen, kijk naar de titels en tussenkopjes, kijkt of er schuin- of dikgedrukte woorden staan, lees de éérste alinea.

Zo kom je achter het onderwerp.

Slide 11 - Tekstslide

Woordraadstrategieën
1. Een tegenstelling zoeken
Een tegenstelling is een ander woord dat precies het tegenovergestelde betekent. Bijvoorbeeld: hard ↔ zacht; groot ↔ klein; licht ↔ donker.
Zo zoek je een tegenstelling
Let in de tekst op de woorden maar, echter, toch, daarentegen. Aan deze woorden kun je zien dat er een tegenstelling in de tekst staat.

Slide 12 - Tekstslide

Woordraadstrategieën
2. Een bekend woorddeel zoeken
Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel in dat woord. Deze strategie kun je toepassen bij woorden die zijn samengesteld uit twee of meer woorden, bij woorden met een voorvoegsel en bij woorden met een achtervoegsel.
-loos (zonder), -vol (met) of on- (niet), her- (opnieuw)

Slide 13 - Tekstslide

Voor- en achtervoegsels
Leesplezier 
Ademloos
Herexamen
Hoopvol
Ongelukkig

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag (samen)
Samen oefenen met een tekst en vragen.

Slide 15 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Fijne dag en tot morgen!

Slide 16 - Tekstslide