T2 BS4 Bevruchting en zwangerschap

T2 BS 4 Bevruchting en zwangerschap
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

T2 BS 4 Bevruchting en zwangerschap

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:

- je kunt beschrijven welke veranderingen er in het lichaam van een vrouw plaatsvinden net voor en na de bevruchting
- je kunt de verschillen in de functie van zaadcellen en eicellen benoemen
- je kunt de embryonale ontwikkeling beschrijven
- je kunt beschrijven hoe eeneiige en twee-eiige tweelingen ontstaan

Slide 2 - Tekstslide

Lesopbouw
- uitlegvideo
- quizvragen
- aan de slag met de huiswerkopdrachten

Slide 3 - Tekstslide

uitlegvideo (12 minuten)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Wat is het verschil tussen Embryo en Zygote? 
• Zygote is de allereerste fase van een organisme, terwijl het later een embryo wordt. • Zygote is eencellig en wordt meercellig, terwijl het embryo begint als een meercellig stadium. • Zygote verandert niet van grootte met de tijd, maar het embryo wordt met de tijd groter.

Slide 6 - Tekstslide

17 quizvragen 

Slide 7 - Tekstslide

Welk orgaan heeft als
functie productie
van zaadcellen?
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Prostaat
D
Zaadblaasje

Slide 8 - Quizvraag

Welk orgaan heeft als
functie tijdelijke opslag
van zaadcellen?
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Prostaat
D
Zaadblaasjes

Slide 9 - Quizvraag

Welk hormoon beïnvloed de werking van de eierstokken?
A
Een hormoon uit de bijnieren
B
Een hormoon uit de alvleesklier
C
Een hormoon uit de hypofyse
D
Een hormoon uit de schildklier

Slide 10 - Quizvraag

Welke letter geeft
een eierstok aan?
A
P
B
Q
C
S
D
R

Slide 11 - Quizvraag

Welke letter geeft
het orgaan aan waarin
een embryo zich innestelt?
A
Q
B
P
C
R
D
S

Slide 12 - Quizvraag

De eisprong is het vrijkomen van een eicel uit de eierstok, wat is een ander woord voor eisprong?

Slide 13 - Open vraag

Wat is de functie van een zaadblaasje?
A
Opslag spermacellen
B
Vorming spermacellen
C
Vorming zaadvocht
D
Veroorzaken erectie

Slide 14 - Quizvraag

Waar in het voortplantingsstelsel van een jongen worden geslachtshormonen gemaakt?
A
In de prostaat
B
In de teelballen
C
In de zaadblaasjes
D
In de zwellichamen

Slide 15 - Quizvraag

Welke situatie kan NIET leiden tot een tweeling?
A
Een eicel wordt bevrucht door 2 zaadcellen
B
Er komen twee eicellen vrij tijdens de ovulatie
C
De cellen van de delende zygote vallen per-ongeluk uiteen in twee klompjes
D
Tijdens de zwangerschap van het ene kind treedt er nog een bevruchting op.

Slide 16 - Quizvraag

Mijn genotype komt tot stand als
A
Ik geboren word
B
De bevruchting plaats vindt
C
In mijn puberteit
D
3e maand van de zwangerschap

Slide 17 - Quizvraag

Een zwangerschap duurt gemiddeld 40 weken. De bevruchting vindt plaats
A
op dag 1 of 2 van de zwangerschap
B
op dag 7 of 8 van de zwangerschap
C
op dag 14 of 15 van de zwangerschap
D
op dag 21 of 22 van de zwangerschap

Slide 18 - Quizvraag

Hoe heet het proces waarbij de kern van de zaadcel versmelt met de kern van de eicel?
A
Bevruchting
B
Innesteling
C
Zwangerschap
D
Ovulatie

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een embryo?
A
Een pasgeboren baby.
B
De baby in de buik van de moeder.
C
Een ander woord voor menstruatiecyclus.
D
De bevruchte eicel in het begin van de zwangerschap.

Slide 20 - Quizvraag

Op de plaats van bevruchting kan ook een buitenbaarmoederlijke zwangerschap ontstaan, de bevruchte eicel nestelt zich dan in in de wand van dit orgaan. Hoe heet dit orgaan?
A
In de eileider
B
In de eierstok
C
In de baarmoeder
D
in de baarmoedermond

Slide 21 - Quizvraag

zaadcellen of sperma
Wat zijn dat?
A
hormonen
B
geslachtscellen
C
bloedcellen
D
urine

Slide 22 - Quizvraag

Zaadcellen worden gevormd door ?
A
Meiose
B
Mitose
C
Gewone celdeling
D
Reductiedeling

Slide 23 - Quizvraag

De teelbal slaat zaadcellen op, de bijbal produceert zaadcellen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Leerdoelen:

- je kunt beschrijven welke veranderingen er in het lichaam van een vrouw plaatsvinden net voor en na de bevruchting
- je kunt de verschillen in de functie van zaadcellen en eicellen benoemen
- je kunt de embryonale ontwikkeling beschrijven
- je kunt beschrijven hoe eeneiige en twee-eiige tweelingen ontstaan

Slide 25 - Tekstslide