KD // verdieping bino // les 6

Keuzedeel
binoculair zien en vooronderzoek
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
OptiekMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Keuzedeel
binoculair zien en vooronderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag 
  • accommodatie
  • nabijreflex
  • AA
  • AI
  • Accommodatie moeheid
  • Accommodatie parese
  • Ongelijk accommodatie
  • Lichtreflex & accommodatiereflex 

Slide 2 - Tekstslide

Accommodatie
Presbyopen zijn de grootste groep met accommodatie problemen.
Ook op jonge leeftijd kan de accommodatie (of het gebrek hieraan) voor problemen zorgen.

Een groot gedeelte van het (optometrisch) onderzoek wordt besteed aan het onderzoeken van de accommodatie.

Slide 3 - Tekstslide

Accommodatie
Klachten bij accommodatie stoornissen:
  • wazig zien voor nabij,
  • moeite met loslaten van de accommodatie of met overschakelen van nabij naar veraf,
  • het lezen lukt pas na langer instellen,
  • vermoeidheidsklachten i.c.m. nabij zien, vaak aan het einde van de dag,
  • moeilijker lezen tijdens het schemer (pupildiameter en/of verminderd contrast),
  • asthenope- en leesklachten na nabijwerk,
  • leesklachten,
  • aanpassen van de situatie; vergroten leesafstand, meer verlichting, bril afzetten etc.
  • vermijden nabijwerk of accepteren wazig beeld.

Slide 4 - Tekstslide

Accommodatie
We weten dat wanneer we ouder worden, het accommodatievermogen afneemt.

De Nederlandse oogarts Frans Cornelius Donders beschreef in 1864 in zijn boek een bruikbaar overzicht met 'normaal waarden' van de accommodatie amplitude (accommodatie vermogen)


De Accommodatie Amplitude (AA) is de maximale hoeveelheid accommodatie welke het accommodatieve systeem van het oog kan opbrengen.

Slide 5 - Tekstslide

Accommodatie
Donders verklaarde ook de optische grondbeginselen voor hypermetropie en het verschil tussen hypermetropie en presbyopie.

Donders is één van de belangrijkste grondleggers voor de optometrie.




Frans Cornelis Donders, (born May 27, 1818, Tilburg, Neth. died March 24, 1889, Utrecht)
Frans Cornelis Donders
Dutch ophthalmologist

Slide 6 - Tekstslide

Accommodatie
Accommodatie is het vermogen van de ooglens om op verschillende afstanden op een object scherp te stellen.
Tijdens het accommoderen trekt de ciliairspier samen waardoor de spanning op de zonulavezels vermindert en de ooglens een convexe vorm aanneemt.

Slide 7 - Tekstslide

Nabijreflex
Tijdens het nabij kijken (bijvoorbeeld tijdens het lezen van een krant) ontstaat een 'dichtbijreflex' door de activatie van de parasympatische zenuw.

Zodra iets in dit systeem niet optimaal 
functioneert, zal dit altijd invloed hebben
op de rest van het systeem.


Slide 8 - Tekstslide

Accommodatie Amplitude (AA)
De AA is de maximale hoeveelheid accommodatie welke het accommodatieve systeem van het oog kan opbrengen.

Er bestaan verschillende manieren om de AA te meten, bijvoorbeeld:
  • push-up methode
  • dynamische skiascoop
  • min toevoegen in de verte.

Bij het testen van de AA wordt gekeken wat het accommodatiesysteem aan maximaal aantal dioptrieën kan scherpstellen.

Slide 9 - Tekstslide

Accommodatie Amplitude (AA)
Normwaarden van de AA

De verwachte maximum en minimum AA waarden voor een specifieke leeftijd kunnen bepaald worden door de formules van Hofstetter toe te passen.
Dit noemen we de normaal waarden.


Formules volgens Hofstetter:

maximum AA:    = 25 - 0,4 x leeftijd
gemiddelde AA: = 18,5 - 0,3 x leeftijd
minimum AA:     = 15 - 0,25 x leeftijd

Slide 10 - Tekstslide

AA
Deze formules kunnen niet gebruikt worden voor kinderen onder de 8 jaar, omdat deze leeftijd niet is meegenomen in de analyse van Hofstetter.

Belangrijk is dat de afstand gemeten wordt van het brillenvlak en niet vanaf het hoornvlies.

De binoculaire AA is normaal gesproken hoger dan de monoculaire AA.

Slide 11 - Tekstslide

Accommodatie Insufficiëntie
Wanneer het accommodatie vermogen beperkt is, spreken we van accommodatie insufficiëntie (AI).

Op een bepaald moment van de dag voldoet de AA niet meer aan de minimum leeftijdscriterium volgens Hofstetter.

Een ander woord voor AI is 'premature (vroegtijdige) presbyopie'.

Slide 12 - Tekstslide

Accommodatie Insufficiëntie
Kenmerken AI:

  • wazig zien voor nabij, ook met optimale vertecorrectie.
  • klachten lijken op beginnende presbyopie.
  • klachten nemen toe na langdurig verrichten van nabijwerk.
  • comfortabel zien wordt minder.
  • nabijwerk wordt vaak vermeden.

Slide 13 - Tekstslide

Accommodatie Insufficiëntie
AI komt meestal voor tussen de leeftijd van 10 tot 30 jaar
Na het 40e jaar wordt AI ook wel presbyopie genoemd.

Algehele gezondheid en conditie spelen een belangrijke rol.

Een leestoeslag bij AI kan laag zijn (soms maar S +0.75 dpt.).
Voorschrijven van een leesbril is vaak de eerste stap.
Bij jonge mensen kan visuele training (accommodatie oefeningen) helpen.

AI is waarschijnlijk een van de meest voorkomende 'binoculair zien' aandoeningen.

Slide 14 - Tekstslide

Accommodatie Insufficiëntie
Aanpak:

  • Pathologie uitsluiten.
  • Optimale brilcorrectie voorschrijven (ook een lage cilinderafwijking en hypermetrope afwijkingen).
  • Leestoeslag voorschrijven; multifocaal, aparte leesbril of beeldschermbril (ook bij jonge mensen).
  • Visuele training (voorgeschreven door de orthoptist of optometrist).

Slide 15 - Tekstslide

Accommodatie moeheid
Bij het meten van de monoculaire AA kan deze niet volgehouden worden na herhaling.
De AA is uitputbaar.
De AA blijft wel steeds voldoen aan het minimum leeftijdscriterium van Hofstetter.

Accommodatie moeheid geeft dezelfde klachten als AI.

Het normale accommodatie proces is niet zo makkelijk uit te putten en niet snel vermoeibaar.

De aanpak bij accommodatie moeheid is gelijk als die van AI.

Slide 16 - Tekstslide

Accommodatie parese (verlamming)
In geval van een accommodatie parese kunnen één of beide ogen zijn aangedaan.
Er is sprake van een pathologische oorzaak

De pupilreactie is vaak afwijkend bij een accommodatie verlamming.
De aandoening komt zelden voor.

Slide 17 - Tekstslide

Accommodatie parese (verlamming)
De diagnose wordt gehanteerd indien deze plotseling optreedt en veroorzaakt wordt door de beschadiging van een zenuw.

Bij een parese (gedeeltelijke verlamming) of paralyse (gehele verlamming) is vaak sprake van een unilaterale pathologie en gaat vaak samen met een pupil stoornis.

Slide 18 - Tekstslide

Accommodatie parese (verlamming)
Kenmerken:

  • wazig zien
  • fotofobie (lichtgevoeligheid)
  • dubbelzien
  • hoofdpijn
  • AA is altijd slecht.

Slide 19 - Tekstslide

Accommodatie parese (verlamming)
Oorzaken:

  • whiplash
  • hersenschudding
  • infecties
  • glaucoom
  • etc.

Het afnemen van een goede anamnese is belangrijk.
De klant doorverwijzen naar een arts is noodzakelijk!

Slide 20 - Tekstslide

Ongelijke additie
Een ongelijke additie is zeer uitzonderlijk.
Het verschil tussen beide ogen is vrijwel nooit meer dan S +0.75.

De monoculaire AA is normaal gesproken exact hetzelfde voor beide ogen.

Slide 21 - Tekstslide

Ongelijke additie
Meetfouten kunnen een ongelijke accommodatie veroorzaken.

Een cyclometing is een goede manier om de refractie te controleren.

De vertesterkte moet optimaal worden gecorrigeerd en er moet worden onderzocht of geen sprake is van een accommodatie parese.

Slide 22 - Tekstslide

Pupilreacties
Lichtreflex

De lichtreflex van de pupil bestaat uit pupilvernauwing als reactie op licht.
De pupillen van beide ogen worden nauwer, ook al wordt slechts één van beide ogen belicht.

De reactie van het oog dat wordt belicht, wordt de directe pupilreflex genoemd.
De daarnaast optredende vernauwing van de pupil van het niet belichte oog wordt indirecte of consensuele pupilreflex genoemd.

Slide 23 - Tekstslide

Pupilreacties
Accommodatie reflex

De pupil wordt nauwer als reactie op een object dat steeds dichterbij het oog komt.
Een nauwere pupil geeft een scherper beeld op het netvlies.

De reflexbaan van deze reflex loopt gelijk met die van de lichtreflex.

Slide 24 - Tekstslide

Pupilreacties
Relevantie

De pupilreflex (m.n. de lichtreflex), wordt gebruikt om de werking van de bepaalde hersenzenuwen te controleren.

Wanneer een verschil is in het optreden van de pupilreflex of wanneer deze in het geheel niet optreedt, kan een afwijking van de oogzenuw of nIII (nervus oculomotorius) aanwezig zijn.

Slide 25 - Tekstslide

Pupilreacties
Relevantie

Bij een afwijking van de nervus opticus zal bij belichting van het aangedane oog aan geen van beide kanten een pupilreflex optreden.
Het elektrische signaal kan de hersenen niet bereiken en daarom ook niet de indirecte pupilreflex opgang brengen.

Bij belichting van het andere oog treedt vanwege de consensuele reactie echter wel pupilvernauwing van beide ogen op.

Slide 26 - Tekstslide

Pupilreacties
Relevantie

Bij een afwijking van de nervus oculomotorius zal bij belichting van het aangedane oog de pupil aan die kant niet vernauwen, terwijl de andere pupil wel vernauwt.

De puil van het aangedane oog zal ook niet vernauwen bij belichting van de andere oog.

Slide 27 - Tekstslide

Volgende week
  • gezichtsveld
  • Haase test (MKH)
  • oogspiegel 

Slide 28 - Tekstslide